donderdag 13 maart 2008

MOETEN WE GOD BIDDEN DAT HET WAT MINDER WORDT MET DIE RELIGIE?

[Deze tekst wordt gepubliceerd in het Turks-Nederlandse maandblad ZAMAN].

In 1967 begon ik mijn studie van de islam aan Nijmeegse Universiteit. Mijn hoogleraar voor Arabisch én Islam was een geleerde priester, lid van de societeit der Jezuïeten. Prof. Houben had een duidelijk visie: als alle christenen zich zouden richten naar de leer van Thomas Aquiinas en alle moslims naar Averroës, dan zou er harmonie en groot begrip tussen de twee groepen zijn, omdat die twee grote geesten uit de 13e eeuw immers zoveel gemeenschappelijks hadden. Dat was de tijd toen ook het 2e Vaticaans Concilie met groot respect over moslims begon te spreken. Overigens waren wij maar met twee studenten in college, want de aandacht voor de islam was nog minimaal.

Hoe anders is het nu 40 jaar later. Je kunt geen krant open doen of het een na het andere bericht gaat over de islam. En zo vaak negatief. Twee jaar geleden schreef een student er bij mij een doctoraal scriptie over: Islam in Het Parool. Hij had dank zij het goede archief de krant nageplozen van 1947 tot 1995. Van 1947-1970 waren er jaarlijks nauwelijks tien artikelen over Islam en moslims. Dat werden er een 20 per jaar in de jaren daarop. De uitbarsting kwam met de Salman Rushdie-zaak in 1989. Ineens stonden de kranten vol over de islam, overal ter wereld en ook vaak over Nederland. Het communisme was verdwenen en het westen had een nieuwe vijand nodig, de Islam. De gastarbeiders of migranten werden toen ineens moslims genoemd. Op allerlei fronten kwam die religie naar voren. Moslims waren schuld van inzakkende economie, pakten de Nederlandse banen af en nu staan ze voor onveiligheid. Het zou mooi zijn, als de zaken weer gewoon werden en de Koran en de Islam niet overal bijgehaald werden. We zeggen toch ook niet dat de christenen met elkaar strijden in Oeganda en Congo? Of dat de olieprijzen stijgen omdat de hindoes van India welvarender worden. Beetje minder religie dus graag! Asjeblief, lieve God! – Karel Steenbrink