zondag 11 februari 2018

In gedachtenis aan Ghassan Ascha



Onlangs kwam ik een in memorian tegen voor Ghassan Ascha, gehouden bij een herdenking op 25 oktober 2006 in het Acadenmiegebouw in Utrecht.
Mevrouw Mirjam Ascha, kinderen en verdere familie, collega’s en andere vrienden van Ghassan
Van 1988 tot zijn recente overlijden was Ghassan Ascha docent islam bij de subfaculteit Godgeleerdheid. Geboren in 1948 in Beirouth, groeide Ascha op in Syrië. Hij studeerde eerst in de jaren 1970 in Damascus en daarna in Parijs. Hij promoveerde in 1987,  aan de Sorbonne in Parijs op een stevige dissertatie over ‘de lage positie van de vrouw in de islam’ (Paris: Harmattan 1987: Du Statut inférier de la femme en islam).  Over dat boek schreef hij zelf, dat veel hedendaagse moslims wel beweren dat de islam in de 7e eeuw een  grote bevrijding voor de vrouw betekende, maar dat dit een historisch onhoudbare stelling is. Hij noemde dat een geschiedvervalsing. Integendeel, de islamitische voorschriften betekenen nog steeds een beperking van vrijheden en rechten van de vrouw.
Ghassan kwam in Utrecht in een tijd dat het thema van de objectiviteit van de godsdienstwetenschap tegenover een veronderstelde geloofs-subjectiviteit binnen de andere disciplines van de theologie sterk werd geaccentueerd. Hij vond dat de godsdienstwetenschapper de rug recht moest houden tegenover soms zo gemakkelijk gestelde claims van de theologen. Zijn strijd ging vaak tegen de oudere en nieuwe ideologen van de islamitische tradities en zijn rug werd recht gehouden door een groot verlangen naar een eerlijke zoektocht voor mensenrechten. 
Als docent en wetenschapper voerde Ascha een consistent pleidooi voor een secularisatie van de islam (en zo nodig ook van het christendom): religie als privé zaak zonder gedetailleerde maatschappelijke voorschriften. Ascha was hierbij geen strijder in kranten en op de barricaden, hij was eerder de precieze academicus die de wettelijke voorschriften nauwkeurig analyseerde. Maar de grote lijn was wel die van een uiterst kritische studie van de sjarie’a die volgens hem in zijn traditionele vorm niet meer kon bijdragen aan de verwoording van mensenrechten. Zijn dissertatie staat vol met boze pagina’s (bij al zijn zachtheid kon Ghassan ook echt verontwaardigd zijn) over al die mannen die de geneugten van het paradijs alleen maar in genoegens voor hen zelf beschreven. De dissertatie is, net als zijn ander werk, geschreven in een zeer compacte, bondige en zelfverzekerde stijl. De traditionelen, of fundamentalisten heten er rustig les religieux en hen wordt gewoonweg verweten dat zijn de scholing van vrouwen tegenhouden, alleen omdat zij bang zijn dat de vrouwen buitenshuis gaan werken en zo het huis verlaten. (161)

In 1995 werd de grote lijn van zijn dissertatie samengevat (om niet te zeggen ‘gestolen’) door de  agressief seculiere Indische Amerikaan die schrijft onder de schuilnaam Ibn Warraq. Van diens boek Why I am not a Muslim (Amherst: Prometheus Books) is vrijwel het hele lange 14e hoofdstuk in totaal een 38 bladzijden, ontleend aan Ascha’s dissertatie, inderdaad met de vereiste tientallen verwijzingen naar Ascha in de voetnoten, maar dan wel zo sensationeel-hard verwoord, dat Ghassan er niet echt blij mee was.

Als docent bij godgeleerdheid in Utrecht breidde hij zijn grote thema nog verder uitbreidde in een aantal artikelen en in een tweede boek dat in 1997 verscheen over de moderne huwelijkswetgeving in islamitische landen, Mariage, polygamie et repudiation en islam (Paris: Harmattan).

Ghassan was er trots op dat zijn Franstalige boek uit 1997  in 2003 in Beirouth verscheen in een Arabische editie. Zo kan zijn werk ook in die, zijn eerste wereld gelezen worden. Zijn conclusie staat ook in het artikel dat bij deze herdenking is herdrukt: “de enige juiste manier om van het huidige dilemma los te komen, is de koranverzen omtrent de maatschappelijke positie van de vrouw als tijdgebonden te beschouwen. Deze verzen waren bedoeld voor mensen in de zevende eeuw en zijn niet van toepassing tegen het einde van de 20e eeuw.” In Lavrijsen (red.), blz. 54.

In zijn heldere en bondige Nederlands verwoordt hij hier nog eens zijn boodschap, die hij overigens zoveel mogelijk in een objectieve en min of meer neutrale wetenschappelijk verantwoorde verpakking wilde aanbieden. Godsdienstwetenschap hoeft de religie niet zijn gang te laten gaan, maar mag er een stevig corrigerend woord over uitspreken. Als het gaat over compromisloze eerlijkheid én academische objectiviteit, dan moeten wij daarin de boodschap van Ghassan Ascha zien. Als, wat Donner of God verhoeden, ooit een club mensen in Nederland de shari’a zou willen invoeren, moet dit nog steeds herhaald gaan worden of moet hij maar terugkeren.