dinsdag 7 september 2010

Soera 108

Af en toe bewerk ik nog weer eens teksten uit het boekje van 2002, De Korte Hoofsstukken van de Koran. Vandaag soera 108. De aanvulling over Luxenberg is naar aanleiding van zijn Duitse en Engelse boeken over The Syro-Aramaic Reading of the Koran.

108 DE VOLHEID ─ AL-KAUTHAR

In naam van God, Genade, Goedgunstigheid

1. Wij gaven jou de volheid.
2. Verricht de salaat, tot offer bereid.
3. Die jou benijdt krijgt eenzaamheid.

Structuur. Deze soera is de kortste van de gehele Koran. In totaal precies tien woorden. Juist die korte passages zijn vaak moeilijk te begrijpen, omdat ze zo weinig verraden van hun context. Zijn de drie regels met hun eenvoudig eind¬rijm, een soort raadsel, een spreuk die in die context van de tijd kennelijk goed te begrijpen was?
Richard Bell, professor in Edinburgh, die tussen 1920-1950 met veel succes doceerde en een Koran-vertaling en commentaar publiceerde, heeft in het algemeen geen hoge dunk van de wijze waarop de huidige Koran is samengesteld. Hij vermoedt dat veel passages elders beter tot hun recht komen. Over deze soera zegt hij, dat het op een fragment lijkt, dat wellicht na soera 74:36 goed zou passen (Bij de morgen wanneer hij gloort! Het is een van de grootste rampen! Als een waarschuwing voor de mensen. Als een waarschuwing voor de mensen). Wat rijm betreft klopt dat wel, maar verder blijft het natuurlijk een nooit te bewijzen voorstel (tenzij alsnog oude handschriften gevonden zouden worden).

Context. De islamitische traditie heeft als uitleg het verhaal overgeleverd van de vij¬and(en) van Mohammed, die hem haten (vers 3) en hem onder meer `toewensen', dat hij geen nageslacht zou krijgen, of dat zijn kinderen jong zouden sterven. Dat is ook gebeurd: Mo-hammed kreeg bij Chadiedjah vier dochters en twee zonen, die allen op jonge leef¬tijd overleden behalve Fatima, die later huwde met Ali. Omgekeerd wordt hier ook aan Mohammeds vijand die onvruchtbaarheid `toegewenst'.
De commentaren wijzen graag op de vervloekingen die ook de andere profeten hebben moeten horen, zoals Noach in soera 11:27: En de voornaamsten, zij die van zijn volk ongelovig waren, zeiden toen: `Wij zien dat jij slechts een mens bent zoals wij en wij zien dat jij alleen maar ondoordacht gevolgd wordt door de allerverachtelijksten onder ons...' Soera 108 is, blijkens vers 3 duidelijk gericht tot een miskende en bestreden profeet, waarbij de vijand nu de straf krijgt toebedeeld.
Over het probleem van de vervloeking in de schriften is veel geschreven naar aanleiding van de zogenaamde vloekpsalmen. Johannes Chrysosthomus zei hierover al, dat we hier te maken hebben met een `voorspelling in de vorm van een verwensing'. De ongelovige roept immers vanzelf zijn noodlot over zich af. De geschiedenis van Israël kent een groot aantal belangrijke onvruchtbare vrouwen: Sara, Rebekka, Hanna, de moeder van Samuël. Maria antwoordde op de boodschap van Gabriël ook, dat zij nog geen man kende. In haar loflied prijst zij haar Heer, die `neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd... wonderwerken deed: heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen' (Lk. 1:48-52).

1. De volheid (al-kauthar): kan ook letterlijk vertaald worden als `het vele, talrijke, de overvloed'. Veel commentaren zien dit talrijke als een teken van het meerdere dat gegeven is boven de profeten van vroeger, waardoor aan Mohammed pas de volheid van de openbaring en alle bevelen Gods gegeven zijn. De volheid van de openbaring dus. Dit wordt ook wel concreet ingevuld met de voorspraak die Mohammed voor de gelovigen bij God kan geven, wonderen, de Koran zelf, het gebed van de vijf tijden. Kauthar is in de verhalen over de hemel ook een rivier, die in het paradijs stroomt. Boechari vertelt in zijn hoofdstuk over de Koran-commentaren dat de profeet tijdens de hemelreis bij de oever van een rivier kwam, die stroomde tussen koepels van holle parels. Gabriël zei hem dat dit de Kauthar of Volheid was.
Prozaïscher is de verklaring van Birkeland die denkt aan de rijkdom die Moham¬med kreeg door zijn huwelijk met de rijke Chadiedjah. In deze uitleg zou de arme wees Mohammed (zie 93:6 Heeft Hij jou niet als wees gevonden en onderdak gegeven?) God moeten danken door het verrichten van salaat en brengen van offers, waarschijnlijk nog volgens de oud-Mekkaanse traditie, die Mohammed in de eerste tijd nog volgde.



Een heel andere benadering is er bij ‘Christoph Luxenberg’ de schuilnaam voor een geleerde die graag Syrisch-christelijke invloeden in de Koran ziet. Moeilijke Arabische woorden worden bij hem vanuit het Syrisch-Aramees verklaard. Hij ziet in deze soera een parafrase op 1 Petrus 5:8-9: Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar prooi. Stel u tegen hem teweer, gesterkt door uw geloof, in het besef dat uw broeders en zusters, waar ook ter wereld, onder hetzelfde leed gebukt gaan. Hiervoor moet Luxenberg maar liefst vier van de tien woorden anders lezen. Schematisch het volgende (eerste Arabisch, dan de traditionele, als derde de Luxenberg-vertaling)

kauthar - volheid - weerstand
nahr -offer - volharding
sya’n - benijden - vijand
abtar - eenzaam; kinderloos - verslagen

Dan komt er een nieuwe vertaling, waarbij we hier ook maar de theorie van Luxenberg volgen dat rahmān rahīm in de openingsformule betekent ‘Geliefde die liefde wil geven’.

In naam van God, de Geliefde die liefde wil geven

Wij gaven jou weerstand
Bid tot jouw Heer, wees constant
Jouw vijand staat met lege hand