zondag 20 januari 2013

Franciscus en de Sultan




Jan Hoeberichts, Franciscus en de sultan. Mannen van vrede, Nijmegen: Valkhof Pers, 2012, 182 blz., ISBN 9 789056 253769 (deze recensie is geschreven voor NTT, Nederlands Theologisch Tijdschrift)

In 1994 publiceerde Hoeberichts al een boek met de titel Franciscus en de islam, waarin hij uiteenzette dat Franciscus (1181-1226) na twee mislukte pogingen om naar de islamitische wereld te komen, in 1219 een bezoek bracht aan de belangrijkste heerser, de in Cairo residerende sultan Malik al Adil, als protest tegen de gewelddadige ideologie en praktijk van de kruistochten. Het gebeurde namelijk juist op het moment dat de legers van de vijfde kruistocht met wisselende succes vochten in het noorden van de Nijldelta. De Hollandse Graaf Willem I speelde hier een grote rol: zijn schepen voeren de toegangskabel tot de haven van Damietta kapot. Rond die tijd vroeg ik de Franciscaan Prof. Arnulf Camps wat hij van de thesis van Hoeberichts vond: ‘Zeer sympathiek en mooi verwoord, maar historisch wensdenken en het klopt niet!’ Franciscus zouden we niet naar de moderne tijd van vredelievende en begrijpende dialoog mogen lezen, hij ging niet in tegen de kerkelijke machtspolitiek en verlangde alleen naar een martelaarsdood, die hem door een verstandige sultan werd onthouden. 
De Friezen vallen de stad Damietta aan. Het was korte tijd een succes, maar later werden de kruistochtlegers in de pan gehakt en ging Willem I  gefrustreerd naar huis!

Hoeberichts heeft doorgezet en publiceerde bijna twintig jaar later een nieuw boek over dit thema. Het is net zo bezielend en erudiet beschreven als zijn eerste poging. Inmiddels zijn er enkele internationale publicaties die deze thesis ook ondersteunen, en er is een tendens ontstaan om de twee belangrijkste biografen van Franciscus, Thomas van Celano (twee versies, resp. 1228 en 1244) en de grote Bonaventura (1260) vooringenomen standpunten toe te schrijven. Als leider van de gigantisch gegroeide orde van 30.000 leden moest Bonaventura verschillende elkaar verketterende partijen bijeen brengen. Dat deed hij ook in een verhaal van de islam-missie van Franciscus, waar nu extra wonderen voorkwamen en geen enkele kritiek op de strijdende kruisvaarders. Celano had trouwens ook al zijn eigen nuances binnengebracht en hij was zeker een voorstander van de kruistochten. 
Franciscus en de sultan: let op de prachtige tulband!  Giotto
Via een bijna archeologische speurtocht naar ‘de originele Franciscus’ maakt Hoeberichts het alomvattende vredesmotief van deze grote man tot zijn centrale thema, al vanaf het begin van zijn religieus actief leven. Het trauma van een vol jaar gevangenschap als 21-jarige heeft Franciscus definitief tot pacifist gemaakt. In Damietta zag hij in 1219 weer het ‘zinloze kwaad, de zonde van de oorlog. .. Hij moest een standpunt innemen en verklaarde zich openlijk tegen de oorlog.’ (91) Zeer ingenieus is de reconstructie van de oorsprong van het verhaal van de vuurproef als godsoordeel die Franciscus volgens Bonaventura zou hebben voorgesteld: Hoeberichts verwijst naar het verhaal van de christenen uit Nadjran die dit godsoordeel volgens moslim-bronnen ook al aan Mohammed zouden hebben voorgesteld. Dit lijkt aannemelijker dan het Elia-verhaal, waar Celano mee aankomt. 
 Franciscus bij het vuur voor het godsoordeel. Hij wil er zo instappen, maar de sultan houd niet van zulke godsbewijzen.
In de laatste hoofdstukken evenwel gaat Hoeberichts wel erg ver: de lijst met Godsnamen uit het Zonnelied en in andere Franciscus-teksten zou een imitatie zijn van de islamitische lijst van 99 namen voor God. De nadruk op het houden van een oproep tot gebed (met kerkklokken) zou een navolging zijn van de azān, de gesproken oproep tot het islamitische gebed. De buigingen en prosternaties die Franciscus veel uitvoerde zouden ook in verband staan met het sterk fysieke karakter van het islamitische gebed. (135) Op een gegeven moment dacht ik aan dat oude adagium: qui nimis probat, nihil probat (wie teveel bewijst, bewijst niets). Toen begon ik op enkele punten juist weer te twijfelen, en het is toch allemaal zo mooi! Via een mooie en zeer erudiete beschrijving krijgen we een heel bijzonder portret van Franciscus, dat ook nog eens zeer toegankelijk en prettig geschreven is.- Karel Steenbrink, IIMO, Universiteit Utrecht

zaterdag 19 januari 2013

De bescheiden oecumenische droom van de Wereldraad

In 1948 werd de Wereldraad van Kerken opgericht vanuit protestantse eenheidsbewegingen op gebied van missie, theologisch overleg over dogmatische geschillen, een organisatische voor praktische wereldhulp. Visser 't Hooft was de eerste secretaris-generaal en Hendrik Kraemer leider van het studiecentrum, in en bij Génève, want het kerkelijk wereldcentrum moest dicht bij de politieke VN kantoren zitten. Er was een dubbele agenda: eenheid van de christenen én een moderne kerkelijke beweging die vrede en welvaart voor de aarde zou moeten gaan betekenen. Salvation, justice, peace, integrity of creation het zijn sleutelwoorden geworden. De Wereldraad werd geen echt nieuw Vaticaan, al heeft het natuurlijk ook wel de gewone dynamiek, navelstaarderij, interne problemen van iedere grote organisatie.

Op 17 januari 2013 was er de jaarlijkse oecumenelezing in de Utrechtse Geertekerk. Er stonden stoelen voor zo'n 200 belangstellenden en die waren er ook wel. Henk van Hout, huidige voorzitter van RK huize gaf de aftrap met eenkorte herdenking van Anton Houtepen en vooral Herman Fiolet. Dan was er Klaas van de Kamp, secretaris van de Nederlandse Raad van Kerken. Vreugde omdat in 2012 dooperkenning onder kerken is ondertekend en plannen voor komend jaar. Nog geen deelnemen aan elkaars rituelen van brood en wijn, maar alleen een gesprek onder elkaar over de beleving ervan. Verder herdenking van de afschaffing van slavernij met een wandeling in Utrecht, de kerkennacht. Voor de deelname aan de internationale WCC was er vooral een rapport over missie (lastig te vertalen zei Greetje Witte-Rang tegen mij, die theologische taal) en de waterverklaring: iedereen heeft recht op goed water.

De huidige secretaris-generaal is Olav Tveit en hij hield de grote speech. Eerst was er een interview van Tveit (hier links) met Marius van Leeuwen, ondervoorzitter van de Raad, remonstrants hoogleraar in Leiden). Het ging allemaal wat moeizaam: Van Leeuwen was niet zo vlot in het Engels, Tveit praat niet zo duidelijk (Albert van den Heuvel zei: 'geen groot communicator, wel een betrouwbaar man).

De grote speech van Tveit leverde geen opzienbare visies op. De WCC gaat niet weg uit Génève ook al is het erg duur daar kantoor te houden, want men wil in dit centrum van politiek met vluchtelingenhulp en andere organisaties blijven om invloed te hebben en bijstand te kunnen geven. De ambities (één zichtbare kerkgemeenschap) wil Tveit ook niet opgeven, maar hij vindt het ook wel mooi dat de krimp in Nederlandse kerken geen heimwee naar machtsposities hebben opgeleverd. Der meeste christenen leven in minderheidspositie.
Wat interreligieuze dialoog betreft, waarschuwde Tveit wel dat we niet te gauw over spanningen en vervolgingen moeten spreken, Israel niet klakkeloos moeten verheerlijken en in het gesprek met 'Israel' ook altijd de Palestijnse positie moeten betrekken. Er moet contact blijven met Pinksterkerken. Geen grootse, samenhangende visie. WCC is een faciliteit voor conferenties en dat doet men vooral in Génève.
Vooral mannen dus. Alleen de korte meditatieve gebedsdienst werd door een vrouw geleid. En hier dan links Eelkje Houtepen in een prachtige rode jas, die hier bijna niet te zien is. In het midden Maria ter Steeg en rechts Huub Vogelaar. De gepensioneerdenvan IIMO waren er (op de achtergrond ook nog even Gerard van 't Spijker), maar de 'werkenden' of 'actieven' hadden allemaal wat anders te doen.


dinsdag 8 januari 2013

Mohammed volgens Charb en Zineb

Het Franse weekblad Charlie Hebdo heeft een stripverhaal over Mohammed gemaakt. Deel I is 62 blz, plus een stevige inleiding en 90 eindnoten. De tekst lijkt zwaarder dan de luchtige tekeningen.
Dit eerste deeltje loopt tot kort na de eerste openbaring aan Mohammed, dus zullen er nog wel 4 tot 5 deeltjes volgen.
Hierboven de eerste bladzijde van de cartoon na de erg nette inleiding, dat dit allemaal serieus bedoeld is en in overeenstemming met de belangrijkste islamitische geschriften.



Blz. 7 (Begin) MEKKA, ARABISCHE WOESTIJN.
(a) De inwoners van Mekka zijn Arabieren die beweren dat ze afstammelingen zijn van Adnan, zoon van Oedoed, nazaat van Nabet, zoon van Ismaël, zoon van Abraham.
(b)In het centrum van Mekka staat de Kaäba-
(c)Een tempel die door de verheven profeet Abraham en zijn zoon Ismaël is gebouwd. Arabieren gaan daar naar toe voor de hadj, waarbij ze er de rituele ommegang om heen doen, soms naakt, rondom die Kaäba.
(d)In de zuiidoost hoek van de Kaäba is de zwarte steen ingemetseld, een meteoriet (= hemelsteen) die uit het paradijs is gevallen. De vrouwen wrijven hun geslacht er tegenaan en laten hun menstruatiebloed zien, om zo om vruchtbaarheid te smeken.
[De eindnoot hierbij legt uit dat het Franse woord béthyle afkomstig is van het Hebreeuwse bet-el of Huis van God. Er staan 90 eindnoten bij de 62 bladzijden. Alleen al 5 op de eerste bladzijde]
(e)De Arabische stammen zetten hier hun asnaam neer, de godenbeelden waarvan die van Hoebal, Manaat, Al-Laat en Al-Oezza het meest werden vereerd.
(f) De belangrijkste waterput op de knooppunt van karavaanwegen en het cultureel centrum dat heel Arabië bezielde, was de bron Zemzem, die van onder de voet van Ismaël was ontsprongen. In de loop der tijd was die verzand. Eeuwen later werd die weer ontdekt door Abd al-Moettalib.


 
Hierboven de pas geboren Mohammed. Hij wordt bij een Jood gebracht die kijkt en ziet dat er een vlekje zit, zegel van het profeetschap en hij verdwijnt. Eindnoot 14 zegt dat dit een overlevering volgens Aisja is.

 Bij die geboorte van Mohammed gebeurden er allerlei wonderen. Ook het paleis van de Perzische vorst Khosro werd verwoest.

 Mohammed trouwde met Khadidja. Als ik het goed zie is helemaal links onder Khadidja met Mohammed aan het praten. Er waren problemen: de vader van Khadidja zegt dat bijna iedereen die belangrijk is van Koeraisj haar hand al heeft gevraagd. Hij zal haar zeker niet geven aan zo'n arme wees. Khadidja zegt tegen Mohammed: "ik zal zorgen dat mijn vader goed dronken wordt gevoerd (zie haar dienares in het blauw met de kan in de aanslag). Als hij dronken zijn toestemming geeft moeten we Abu Talib, de oom van Mohammed, meteen de formele huwelijkssluiting laten doen."

De engel Gabriël verschijnt aan Mohammed: de eerste openbaring.

maandag 7 januari 2013

Een mooi katholiek triduum

Onlangs las ik drie boeken over de laatste katholieken van Nederland in de periode sinds 1950. Dus vooral over zaken die ik zelf heb meegemaakt.

Het meest ontroerende is het boek van Jos Palm (1956) over zijn zeer orthodox katholieke vader en redelijk volgzame moeder, die uiteindelijk bij Pater Kotte terecht kwamen in hun poging aan de verwoestende 'vernieuwingen' na 1965 te ontkomen. De moeder was rond haar twintigste nog een tijd lang vetrliefd geweest op een protestant. Dat kon helaas echt niet en omwille van die geloofspressie heeft ze het uitgemaakt en is met een brave 'kamnpenkoning van Zeddam'. Ze moest haar baan bij het distributiekantoor van voedsel- en andere bonnen opgeven. Vanuit documenten die na de dood van zijn moeder boven kwamen drijven krijgen we dan een goed geschreven zeer persoonlijk en herkenbaar verhaal van de kleine zaken van het 'rijke' maar zo benauwende roomse leven en de teloorgang ervan. Onherroepelijk. Jos Palm is nog misdienaar geweest maar kort na 1970 was het voor hem en zijn vijf broers en zussen ook goed afgelopen. Ze hebben hun ouders nog wel een roomse mis en een lieflijk In Paradisum toegezongen.

Maarten van den Bos is geboren in 1984 en heeft het dus allemaal niet meer meegemaakt. Hij heeft een keurige dissertatie-in-opdracht geschreven in Amsterdam, na een studie in Nijmegen. Hij maakt korte metten met de klassieke secularisatie thesis van Webner. Het is niet de moderne wetenschap die de aanval op de religie heeft ingezet, maar er was al in de jaren 1950 een onvrede met de steriele en bazige katholieke kerk. Het mandement was een fatale poging een te star systeem dat zich had overleefd in stand te houden. Juist de leiders hebben van binnenuit het systeem willen afbreken en tegelijk, te snel en zonder verankering in een levendige gemeenschap en praktijk willen vernieuwen. Eigenlijk was dit proces begin jaren 1970 al voltooid. Het pausbezoek van 1985 waar Van den Bos mee eindigt heeft dit alleen nog op een dramatische manier bevestigd.
Over bovenstaand boek schreef ik een recensie voor NTT die hier, bij wijze van vóorpublikatie al komt.
Buiten de bescheiden inleiding (met een verwijzing naar Pierre Nora als bedenker van het concept lieu de mémoire) en een wel erg korte ‘conclusie’ geeft dit imposante, rijk geïllustreerde en op mooi papier gedrukte boek maar liefst 48 stevige bijdragen, vrijwel alle  gericht op een bijzondere plaats. Er is een indeling in vijf rubrieken. Eerst de ‘devoties en tradities’,  vooral bedevaarten en processies als bij de Sterre der Zee van Maastricht en het Putje van Heiloo, maar er is ook over de moderne kerststal en over biechtstoelen die nu een bezemkast of een klein winkeltje zijn geworden. Tweede deel bespreekt een negental gebouwen: de kleine ‘Sint Pieter’ van Ouderbosch, de Rabobank van Vught, retraitehuis Zwanenhof in Zenderen, het aartsbisschoppelijk ‘paleis’ aan de Maliebaan in Utrecht. Onder ‘personen en groepen’ schrijft Ton van Schaik (de enige met twee bijdragen) over het standbeeld van Willibrord op het Janskerkhof in Utrecht. Er is een bijdrage over het Schaepmanmonument in Tubbergen, het voormalig Canisiuscollege in Nijmegen. Er is ook een studie over klein monument zijn zoals dat van Erasmus in Rotterdam, waaraan Cor Rademaker een geschiedenis van de Erasmus-studie en –receptie door katholieken, protestanten en anderen verbindt. Het vierde deel heeft als titel: ‘incidenten en controverses’. Daaronder hoort het museum ‘Ons’ Lieve Heer op Solder’ in Amsterdam. Ook het Olympisch Stadion gebouwd voor de Spelen van 1928, maar tussen 1930  en 1946 een aantal malen gebruikt voor katholieke demonstraties zoals de Graalspelen. Hier vinden we ook een artikel over het Haagse Malieveld, waar de 8 Mei Beweging zich voor het eerst presenteerde. Tenslotte is er een vijfde rubriek waar de echte bewaarplaatsen worden besproken: de Katakomben in Valkenburg, Heilig Land Stichting bij Nijmegen, Afrikamuseum in Berg en Dal, het Catharijneconvent in Utrecht, het Erfgoedcentrum in Sint Agatha bij Cuyk, enkele heiligenbeeldenmusea. Iedere bijdrage gaat over een geheel eigen onderwerp, vrijwel zonder dwarsverbindingen met andere bijdragen. We beginnen steeds weer ergens in het verleden, vooral 16e tot 19e eeuw, om toch steeds weer in de eigen tijd uit te komen. Er is meer volksgeloof dan hiërarchie, meer devotie dan officiële liturgie, meer de gewone vrouw en man dan de kerkelijke functies. De bijdragen zijn vrijwel alle van gelijke lengte, zo’n 15 bladzijden, vaak met prachtige illustraties. Er zit verrassend veel Amsterdam in de bundel: behalve de hierboven reeds genoemde plaatsen ook de Stille Omgang, de cultus van de Vrouwe van Alle Volkeren, Sinterklaas en de Nicolaaskerk. Dokkum en (martelaren van) Gorcum zijn er niet bij. Een enkele keer is het een beetje gezocht, zoals de prachtige bijdrage over een denkbeeldig standbeeld voor Jules de Corte (nog niet) in Gemert. Dit boek is iets heel anders dan al die sombere literatuur over het Nederlands katholicisme in de laatste 50 jaar, vooral gericht op een analyse van de strijd tussen liberale clerici en een door het Vaticaan gestuurde top die niet wilde of kon veranderen. Hier zien we met veel minder pijn in het hart hoe katholiek Nederland met zovele overbodig geworden zaken omging, maar andere bleef koesteren en zelfs vernieuwen. Het staat bij mij in de kast nu naast het boek van Walter Goddijn en anderen, Tot vrijheid geroepen: katholieken in Nederland, 1945-2000 (uit 1999), maar het is wel heel anders: zo veel minder ideologisch, vooral accepterend dat religies veranderen, dat we plaatsen moeten opruimen, herinneren, en ons er soms ook best aan mogen hechten.