maandag 7 januari 2013

Een mooi katholiek triduum

Onlangs las ik drie boeken over de laatste katholieken van Nederland in de periode sinds 1950. Dus vooral over zaken die ik zelf heb meegemaakt.

Het meest ontroerende is het boek van Jos Palm (1956) over zijn zeer orthodox katholieke vader en redelijk volgzame moeder, die uiteindelijk bij Pater Kotte terecht kwamen in hun poging aan de verwoestende 'vernieuwingen' na 1965 te ontkomen. De moeder was rond haar twintigste nog een tijd lang vetrliefd geweest op een protestant. Dat kon helaas echt niet en omwille van die geloofspressie heeft ze het uitgemaakt en is met een brave 'kamnpenkoning van Zeddam'. Ze moest haar baan bij het distributiekantoor van voedsel- en andere bonnen opgeven. Vanuit documenten die na de dood van zijn moeder boven kwamen drijven krijgen we dan een goed geschreven zeer persoonlijk en herkenbaar verhaal van de kleine zaken van het 'rijke' maar zo benauwende roomse leven en de teloorgang ervan. Onherroepelijk. Jos Palm is nog misdienaar geweest maar kort na 1970 was het voor hem en zijn vijf broers en zussen ook goed afgelopen. Ze hebben hun ouders nog wel een roomse mis en een lieflijk In Paradisum toegezongen.

Maarten van den Bos is geboren in 1984 en heeft het dus allemaal niet meer meegemaakt. Hij heeft een keurige dissertatie-in-opdracht geschreven in Amsterdam, na een studie in Nijmegen. Hij maakt korte metten met de klassieke secularisatie thesis van Webner. Het is niet de moderne wetenschap die de aanval op de religie heeft ingezet, maar er was al in de jaren 1950 een onvrede met de steriele en bazige katholieke kerk. Het mandement was een fatale poging een te star systeem dat zich had overleefd in stand te houden. Juist de leiders hebben van binnenuit het systeem willen afbreken en tegelijk, te snel en zonder verankering in een levendige gemeenschap en praktijk willen vernieuwen. Eigenlijk was dit proces begin jaren 1970 al voltooid. Het pausbezoek van 1985 waar Van den Bos mee eindigt heeft dit alleen nog op een dramatische manier bevestigd.
Over bovenstaand boek schreef ik een recensie voor NTT die hier, bij wijze van vóorpublikatie al komt.
Buiten de bescheiden inleiding (met een verwijzing naar Pierre Nora als bedenker van het concept lieu de mémoire) en een wel erg korte ‘conclusie’ geeft dit imposante, rijk geïllustreerde en op mooi papier gedrukte boek maar liefst 48 stevige bijdragen, vrijwel alle  gericht op een bijzondere plaats. Er is een indeling in vijf rubrieken. Eerst de ‘devoties en tradities’,  vooral bedevaarten en processies als bij de Sterre der Zee van Maastricht en het Putje van Heiloo, maar er is ook over de moderne kerststal en over biechtstoelen die nu een bezemkast of een klein winkeltje zijn geworden. Tweede deel bespreekt een negental gebouwen: de kleine ‘Sint Pieter’ van Ouderbosch, de Rabobank van Vught, retraitehuis Zwanenhof in Zenderen, het aartsbisschoppelijk ‘paleis’ aan de Maliebaan in Utrecht. Onder ‘personen en groepen’ schrijft Ton van Schaik (de enige met twee bijdragen) over het standbeeld van Willibrord op het Janskerkhof in Utrecht. Er is een bijdrage over het Schaepmanmonument in Tubbergen, het voormalig Canisiuscollege in Nijmegen. Er is ook een studie over klein monument zijn zoals dat van Erasmus in Rotterdam, waaraan Cor Rademaker een geschiedenis van de Erasmus-studie en –receptie door katholieken, protestanten en anderen verbindt. Het vierde deel heeft als titel: ‘incidenten en controverses’. Daaronder hoort het museum ‘Ons’ Lieve Heer op Solder’ in Amsterdam. Ook het Olympisch Stadion gebouwd voor de Spelen van 1928, maar tussen 1930  en 1946 een aantal malen gebruikt voor katholieke demonstraties zoals de Graalspelen. Hier vinden we ook een artikel over het Haagse Malieveld, waar de 8 Mei Beweging zich voor het eerst presenteerde. Tenslotte is er een vijfde rubriek waar de echte bewaarplaatsen worden besproken: de Katakomben in Valkenburg, Heilig Land Stichting bij Nijmegen, Afrikamuseum in Berg en Dal, het Catharijneconvent in Utrecht, het Erfgoedcentrum in Sint Agatha bij Cuyk, enkele heiligenbeeldenmusea. Iedere bijdrage gaat over een geheel eigen onderwerp, vrijwel zonder dwarsverbindingen met andere bijdragen. We beginnen steeds weer ergens in het verleden, vooral 16e tot 19e eeuw, om toch steeds weer in de eigen tijd uit te komen. Er is meer volksgeloof dan hiërarchie, meer devotie dan officiële liturgie, meer de gewone vrouw en man dan de kerkelijke functies. De bijdragen zijn vrijwel alle van gelijke lengte, zo’n 15 bladzijden, vaak met prachtige illustraties. Er zit verrassend veel Amsterdam in de bundel: behalve de hierboven reeds genoemde plaatsen ook de Stille Omgang, de cultus van de Vrouwe van Alle Volkeren, Sinterklaas en de Nicolaaskerk. Dokkum en (martelaren van) Gorcum zijn er niet bij. Een enkele keer is het een beetje gezocht, zoals de prachtige bijdrage over een denkbeeldig standbeeld voor Jules de Corte (nog niet) in Gemert. Dit boek is iets heel anders dan al die sombere literatuur over het Nederlands katholicisme in de laatste 50 jaar, vooral gericht op een analyse van de strijd tussen liberale clerici en een door het Vaticaan gestuurde top die niet wilde of kon veranderen. Hier zien we met veel minder pijn in het hart hoe katholiek Nederland met zovele overbodig geworden zaken omging, maar andere bleef koesteren en zelfs vernieuwen. Het staat bij mij in de kast nu naast het boek van Walter Goddijn en anderen, Tot vrijheid geroepen: katholieken in Nederland, 1945-2000 (uit 1999), maar het is wel heel anders: zo veel minder ideologisch, vooral accepterend dat religies veranderen, dat we plaatsen moeten opruimen, herinneren, en ons er soms ook best aan mogen hechten.

Geen opmerkingen: