zaterdag 9 april 2011

Het Jasje van Jasja

Onlangs was Jasja Nottelman 12,5 jaar dominee van de Janskerk. Ter gelegenheid daarvan kreeg zij een glossy, DE JASJA, waarvoor ik het volgende schreef. Bij deze de onverkorte versie dus.


Jasja Nottelman temidden van het koor in de bijzaal van de Janskerk, trekt haar buitenjas uit en is klaar voor de dienst.

Religieuze figuren houden van spectaculaire kleding. De rode schoentjes van de paus, tiara, mijters, de kronen van de oosterse patriarchen, metropolieten en archimandrieten, de kolossale tulbanden van de sjeichs, de bruine wapperende mantels van de ajatollahs. Onze bijbel kent er ook wel wat van: het mooiste verhaal is dat van de mantel van Elia, die het water van de Jordaan in tweeën kon splijten. Net zo machtig dus als de staf van Mozes. Maar die mantel hoorde wel bij de aardse opdracht van de grote profeet. Toen Elia ten hemel steeg, gleed de mantel af en kon Elisa hem gebruiken. Ook al weer om droogvoets de Jordaan over te steken (2 Koningen 2). Johannes ‘de Doper’ had een bijzondere mantel, van ruwe stof, kameelhaar en is daaraan nog steeds te herkennen. Ook Jezus had een bijzonder kleed, waarom de soldaten wel wilden dobbelen. Afijn, zo is het na Jezus steeds doorgegaan. Harry Pals deed zijn intrede niet in een klassieke zwarte protestante toga, maar in een neo-katholieke crème-kleurige, wel met stola erop (bij de orthodoxen voorbehouden aan de bisschoppen) en onder de toga een super-katholieke amict. Dat is een groot uitgevallen zakdoek om de hals die dient om de toga netjes te houden, zodat er geen gele zweetrandjes op het dure kleed komen. Vrome lieden hebben daarvan een imaginaire helm gemaakt die moet beschermen tegen de aanvallen van de duivel. Of een blinddoek zoals Jezus die bij de bespotting en geseling moest dragen. De witte toga’s van de Taizé broeders horen natuurlijk ook wel tot de sobere maar toch wel romantische stilte van die moderne stroming. In mijn Anglikaanse jaar, toen ik als koorlid in Montreal ook iedere zondag in een donkerrode toga in de koorbanken zat, werden wij voor de dienst nog ingebeden door de priester: dat we Gods lof mooi zouden verkondigen en onszelf en de zondaars tot bekering zingen. En dan in statige optocht van achter opkomen in dat heilige toneelspel dat liturgie is.
Maar zo niet Jasja in de Janskerk: die heeft een broekpak à la Hilary Clinton, stemmig grijs. En dat is het dan. Geen stola zoals collega Marieke Milder nog wel wil hebben. Straalt eenvoud en efficiëntie uit, no-nonsense. Ze hoeft niet door extravagante outfit te imponeren. Ze hoort bij uitstek tot de rest van de gemeenschap van de Janskerk. Ieder zijn mening en niemand langer dan een jaar in precies dezelfde overtuiging. Want zoeken is voorwaarde voor groei. Een strak en kort jasje dus. Nee, ik denk hier helemaal niet aan de zieke kortjakje, die op zondag met allerlei zilverwerk naar de kerk wilde. Jasja doet het zonder gouden kronen, grote mantels, in heldere taal en liefst zonder te veel bijzaken en opsmuk. Zo hoort dat, momenteel, in die eeuwenoude kapittelkerk.


Zo loopt Jasja Nottelman in een nog lege Janskerk, mooi functioneel grijs te midden van de rode stoelen