zondag 30 maart 2014

De Rotterdam Koranvertaling

Op donderdag 27 Maart 2014 vierde de IUR, Islamitische Universiteit Rotterdam de presentatie van de Koranvertaling De Levende Koran. Naast een nieuwe vertaling (zeker niet zo alledaags Nederlands als Leemhuis, zelfs wat plechtstatiger dan Kramers. Er staan veel meer noten in dan in die van Siregar en het is natuurlijk een meer soenitische dan de Ahmadiyah Lahore van Soedewo, later Jeroen Rietberg, die beiden die van Maulana Muhammad Ali vertaalden vanuit het Engels.

De presentatie ging gepaard met veellezingen. Özcan Hidir en Fatih Okumus (de laatste meteen hierboven) hebben hun werk toegelicht. Jan Peters (bovenste foto, op een na rechts, tussen Ruud Lubbers en Anton Wessels in) gaf een mooie herinnering aan een plan om met Leemhuis de Koran te vertalen voor moderne Nederlanders. Peters wilde graag een werk waarin de exegetische methoden die op de bijbel worden toegepast ook voor de Koran zouden worden gebruikt. Dit wilde Leemhuis per se niet: hij wilde alleen de betekenis weergeven zoals die door moderne Egyptische geleerden werd aanvaard. Dus deed Leemhuis het uiteindelijk alleen.
Een andere belangrijke medewerker was Kees Musa Hoek, docent Nederlands en gehuwd met een Marokkaanse. Hij staat hieronder op een foto samen met de (langharige) Utrechtse sterrenkundige en wetenschapshistoricus Rob van Gent, die een website heeft met alle Nederlandse Koranvertalingen.
In mijn eigen verslag van eerste leeservaringen benadrukte ik dat er wel veel Arabisch in de vertaling is gebleven, om toch dat oorspronkelijkheidsgevoel te geven.

Allah, niet cursief, is gekozen voor de Godsnaam. Niet God zoals Leemhuis en Kramers/Jansen. Overigens ook de Turkse Ali Ünal koos voor God, niet Allah bij zijn Engelse vertaling. Is dat Allah-gevoel belangrijk? De bijbel van mijn jeugd was de Katholieke Canisius-vertaling en daarom werd het Hebreeuwse Jahweh niet vertaald met Heer. De Willibrord-vertaling zette dat door. Maar de Protestantse NBG en de oecumenische Nieuwe Bijbelvertaling vonden Jahweh te veel een lokale godheid en kozen voor het meer universele Heer. Allah is niet exclusief islamitisch: in het Midden-Oosten, ook in Zuidoost Azië is het ook gebruikt door christenen. Maar in Nederland klinkt het toch wel voor de Arabische God.
Er staan 99 namen voor God in de Koran, die worden hier bijna steevast in het Arabisch genoemd met vertaling erbij: al-Hayy en al-Qayyum. Dat doet me een beetje denken aan de vroegere priesters die graag wat Latijn in hun preken gooiden, zoals dominees graag wat Grieks en Hebreeuws uit de originele Bijbeltekst erbij zetten. Voor het oorsprongsgevoel, niet echt als uitleg. Al-Qayyum wordt in meer woorden uitgelegd, maar de uitleg is toch wel knap kort gehouden. Het is bijna een compromis: God is schepper én onderhouder. Dat Arabische oorsprongsgevoel is in de grote versie nog versterkt door de bladzijden van links naar rechts te laten omslaan en voor het Nederlands gevoel het boek achteraan te laten beginnen. Maar je moet de bladzijden dan wel weer ‘gewoon’ van links naar rechts lezen. Ik moet bekennen dat ik me daarin af en toe heb vergist. De verkleinde versie heeft dit niet.  

Er zit een 'rationaliserende tendens in deze vertaling. Bij Surat an-Najm 53,13-17 wordt niets gezegd van het geloof in de boom Sidratul Muntaha. Op de 15e maand van de maand Sha'ban verliest deze een aantal bladeren, waarop staat wie er het volgende jaar zal gaan sterven. Volksgeloof, maar wel redelijk algemeen. Ook de Duivelsverzen bij 53:21-22 worden niet vermeld, al was daar de grote heibel over Rushdie's boek over.

Soera 113-114 horen bij volksgeloof in bezweringen. Sura 113-114 heten de Mu’awazatayn,  bezwerende. Sommige commentaren gaan hier stevig in tegen bijgeloof dat wel aan een soort magische kracht gelooft. Bij sura 113 vinden we die magische bijgelovigheid in de noot onderaan: ‘kwalijke praktijken van heksen en tovenaressen, die knopen in een touw legden en daarop bliezen..”.  Maar in de noot bovenaan wordt een psychologiserend effect  benadrukt: ‘ze zijn bestemd om mensen tot kalmte te brengen in hun twijfels’.  Zo ook bij 114: ‘bescherming tegen het kwaad in de mens zelf, en tegen het kwaad in de harten van anderen’.  Dit is een sympathieke verklaring, zonder polemiek, wel invoelbaar.

 

Bern

11-13 Maart 2014 was ik in Bern voor een lezing over Christelijke Kerken en Duurzame Ontwikkeling in Indonesië, bij de onderzoeksgroep over modern niet-westerse geschiedenis. Zij hebben een aardig project over de periode 1975-1995, waar antropologen en historici werken aan het verzamelen van feiten en dromen. Sabine Zurschmitten deed veldonderzoek en vrijwilligerswerk in de buurt van Ruteng, bij katholieken en moslims. Zij is klaar met haar proefschrift. Zoekt een uitgever, netwerken en perspectief voor onderzoek. Noemi Rui begint nog en wil vooral archiefonderzoek gaan doen: bij de dromen van de de grote kerkelijkeontwikkelingsorganisaties en de realiteit van de Basler Mission, Franciscaanse OFMCap in Zwitserland.
Ik gaf een aantal case-studies van het werk voor Catholics in Independent Indonesia, 1945-2010 dat nu bij de uitgever ligt, vooral over de grote ontwikkelingsplannen van de jaren 1960-70 en de veel bescheidener ideeën uit de latere periodes. Alsof de decentralisatie juist bij particuliere ontwikkelingswerkers al veel eerder is begonnen. De eerste Flores-Timor Plannen van 1965 was nog een collectie van bijna 400 projecten die een spectaculaire 'take-off' zouden moeten geven aan die gebieden: landbouw, transport, handel, onderwijs. De realiteit bleek ingewikkelder en de taak van religieuze instellingen toch bescheidener.

Het was wel een mooie ervaring weer in Bern te zijn.Ik was het eerst in Juni 1989 bij wat toen nog ECIMS  heette, the 7th European Colloquium on Indonesian and Malay Studies onder leiding van Wolfgang Marschall, (geb. 1937 in Selesia, nu dus al stevig met pensioen). Er was een heel klein vliegveld: de maatschappij vliegt met toestellen waar 30 passagies in kunnen (heenreis 10, terug zo'n 20). Bern is nooit kapot gegooid, is wel hoofdstad, maar een relatief klein bestuurscentrum. Prachtige kathedraal, vooral aan de buitenkant.



Voor de kathedraal staat een beeld van Mozes die wijst op het tweede gebod: geen afbeeldingen maken. De beeldenstorm van 1529 heeft hier niet zo huisgehouden als elders: veel prachtige ramen zijn de Münster bewaard gebleven en zeker het laatste oordeel. Zei Robert Heinze, postdoc bij niet-westerse geschiedenis (specialisatie Zuidelijk Afrika, modern): de mensen die de hel ingedreven worden zijn veel interessanter dan die voor de hemel.
Veel oude kerkschatten zijn in het Historisches Museum ondergebracht, waaronder deze dodendans (uit een klooster: wel een 20 afbeeldingen). Er was ook een prachtige set van konklijk paar uit Bali: in de kelder stond een mooie collectie voorwerpen uit het oude Azië.

Top voor Bern is natuurlijkde deftige grote winkelstraat met die lange serie van portieken, de grote klok bij een oude poort. Prachtige stad, zo rustig, deftig en ietwat saai. Zeker nog geen voorbeeld van een utopia, al zijn de zaken er wel goed geregeld.

maandag 24 maart 2014

Nieuwste oogst van de IUR



In 2012 heb ik in het tijdschrift Begrip-Moslims-Christenen al aandacht gevraagd voor een leerboek Islam voor de (middelbare?) school, uit het Turks vertaald door een team van de IUR. In het toen besproken eerste deel werden de praktische verplichtingen uitgelegd. Het nu verschenen tweede deel Mijn prachtige religie. Ik leer de fundamenten van het geloof van bijna 300 blz. op A4 formaat gaat over de zes hoofdpunten van de geloofsbelijdenis. Het is kleurig uitgegeven, met veel verhalen, in kleurendruk, veel tekeningen en plaatjes, vragen op het einde van ieder onderdeel, compleet met puzzles. Er is ook aandacht voor de argumentaties. Zo wordt er van de onzichtbare engelen gezegd: ‘Wij kunnen electriciteit niet door kabels zien stromen of geluidsgolven in de lucht niet waarnemen. Deze voorbeelden laten ons zien dat niet alle schepselen zichtbaar zijn voor onze ogen.’ (124)
Eigenlijk over hetzelfde onderwerp, maar dan meer gericht op studenten theologie is een stevig boek over de islamitische geloofsleer Islamitische Geloofsprincipes. Een Exegese van Imām al A’zam’s Al Fiqh al-Akbar (IUR Press, 2013, 250 blz.). – De Fiqh al-Akbar is in de korte versie een werkje in 10 korte artikelen dat wordt toegeschreven aan de grote stichter van de Hanafitische school, Imam Abū Hanīfa (st. 767). Het is duidelijk een gevolg van debat tussen theologen, want enkele artikelen eindigen met een verkettering. Zo no. 8: ‘Wie gelooft dat  hij het geloof moet aanvaarden, maar ook zegt: Ik weet niet of Mozes en Jezus wel tot de gezondenen behoren, is een ongelovige.’ Naast de korte Fiqh al-Akbar zijn er ook langere:  27 artikelen van de Wasiyat Abi Hanifa en 29 artikelen onder de naam Fiqh Akbar II. Deze werken zijn ook vaak het begin geworden voor een vervolgwerk over theologie, waar anderen dan weer commentaar op geven. Hier wordt het commentaar vertaald van Abu al-Muntaha al-Maghinasawi (uit West-Turkije, rond 1600), die er ook weer iets oudere teksten van ‘Ali al-Qārī in verwerkte. Veel aandacht wordt hier besteed aan de uitleg van anthropomorfe termen: God ziet, zit op de troon, maar niet zoals wij, mensen, zien of zitten. Dit is een degelijk filosofisch-theologisch werk.
Meer actueel is een derde nieuwe publikatie: Ahmed Akgündüz en Ertuğrul Gökçekuyu, De Rotterdamse Islamdebatten (IUR Press, 2013, 181 blz.). Uit de periode 2004-2007 vinden we hier een aantal lezingen die op de IUR gehouden zijn. Het begint met het Islamdebat na de moord op Theo van Gogh. Over de vraag dus of de Islam in Nederland thuis hoort, zich aan kan passen, respect toont voor andere religies, vrouwen, radicalisme kan tegen gaan. Een thema als Islam en homoseksualiteit komt ook ter sprake. Wat moeizaam soms: blz. 78: ‘We kunnen homoseksualiteit niet respecteren, doch we moeten homoseksuele mensen respecteren die in een bepaald land leven.’ Dit is de opmaat tot acht afspraken in het ‘Sociale charter van Rotterdam’ die op 79-80 worden geciteerd. Blz. 111-139 geven de lezingen van een conferentie over vrouwenbesnijdenis uit 2007. Özcan Hıdır, geboren in Turkije, studie in Arabië, vertelt dat hij pas voor het eerst in Nederland een serieus gesprek hierover hoorde, omdat het eigenlijk alleen in Afrikaanse landen als Somalië, Soedan en Egypte gebruikelijk is. Het is volgens hem ook helemaal niet gebaseerd op islamitische voorschriften.

Daarnaast gaat de IUR voort met de vertaling van geschriften van Said Nursi en is er een prachtige uitgave van een Koranvertaling met commentaren verschenen, die we komende donderdag, 27 maart zullen bespreken in Rotterdam.

Het lijden van Tommy Wieringa

Met groeiend genoegen las ik het boekenweekgeschenk deze maan. Tommy Wieringa, Een mooie jonge vrouw. Het begin lijkt een beetje glad: veertiger, succesvol medisch academicus raakt verlief op jonge vrouw, relatie, trouwen, kind. Van wild naar beetje burgerlijk en dan: een spiraal naar beneden die steeds dramatischer wordt en lijkt op de neergang van de professor in Disgrace van Coetzee. Van gladde en succesvolle wonderboy tot dakloze die de leegte van het goedkope en simpele succes inziet. Endo beschrijft zo ook de vernietiging van Jezus en laat dat eindigen in een hoofdstuk 'Het is volbracht'. Daar is commentaar op gegeven dat dit in het Boeddhisme de uiteindelijke verlossing van de mens uit zijn hersenspinsels en verlangens is. Meer hoeft niet, bevrijding is er dan. Zelfs het lege graaf hoeft niet verklaard te worden. Misschien toch wat mager voor echte bevrijding? Voltooiing?
In het boek komt een aardige tegenstelling voor over pijn (hebben dieren wel, is voornamelijk fysiek) en lijden (typisch menselijk? is ook zieleleed, psychisch). De partner van de hoofdfiguur heeft een hart voor dieren en betwist dus het scherpe onderscheid.
Het zijn prachtige thema's voor de lijdenstijd dit jaar. Ik ben er nog niet echt uit. Dat hoort er dus ook bij.

zondag 16 maart 2014

Erasmus en Michael Servet

Sinds enige tijd ben ik betrokken bij het CMR project, een serie boeken over geschiedenis van moslim-christen relaties. Er zijn al vijf delen, 4000 bladzijden, uitgegeven in de serie Muslim-Christian Relations, a Bibliographical History. Voor de 16e eeuw schrijf ik nu over Erasmus en Michael Servet. Over Erasmus had ik nog nooit meer gelezen dan dat hij ergens tussen de reformatoren (vooral Luthere) en het Vaticaan in was, geen keuze maakte maar een eigen, nogal individuele weg ging.
Ik heb nu de Turkenkrijg gelezen en een Engelse vertaling van Utilissima Consultatio de bello Turcis inferendo, de Latijnse tekst ernaast, biografieën van Erasmus en deftige studies en moderne debatten over de positie van Erasmus gelezen. Via deze toegang tot Erasmus heb ik immens veel bewondering voor de man gekregen. Hij was misschien in de omgang wel eens een lastig man, maar schrijvend zeker een mild, realistisch opererend en diep vrome man. Hij wist ook wel dat de kerk als institutie helemaal niet zo snel veranderd kan worden. Maar aan sommige richtlijnen hield hij stevig vast: als er al oorlog tegen de Turken gevoerd moest worden (hij vond oorlog helemaal niets, zou nooit iets goeds kunnen voortbrengen) dan zou dat zeker niet door religieuze instellingen mogen gebeuren. Over de Turken herhaalde hij de oude vooroordelen die rondzongen in zijn tijd: hij schreef in 1530, maar een paar maanden nadat de Turken onverwacht hun werk bij Wenen in oktober 1529 in de stek hadden gelaten en waren teruggekeerd naar Istanbul, ondanks dat er al stevige bressen in de muren zaten.
 
Over de 'Moslims' schrijft hij dan ook wel weer dat het semi-christiani of halve christenen waren, omdat ze immers over Jezus als zoon van Maria spreken. Zoiets als Arianen of the schismatieke Grieken. Maar verder geen echte kennis van de leer van Mohammed (die ook en passant nog stevig uitgescholden wordt, dat weer wel).
Daarnaast is er Michael Servet, die ruim een generatie later is (Erasmus werd geboren, waarschijnlijk, in 1469, Servet in 1511. Servet werd geboren in Aragon, Noord-Spanje waar hij tegenwoordig een Catalaanse held is, geleerde die de geografie van Ptolemaeus uitgaf en de dubbele bloedsomloop uitvond: naar hart toe en er uit.  Hij heeft volgens speculaties van een biograaf een vroege bekeringsdrang opgevat voor de Marranos, de Joden uit zijn omgeving die gedwongen christen waren geworden. Daarom zou hij al op 20-jarige leeftijd, in 1531, een heus boek hebben gepubliceerd De trinitatis erroribus libri septem (kleine bladzijden, 120 pagina's), een jaar later nog eens Dialogorum de trinitate libri duo. Na een twintigtal jaren als arts te hebben gewerkt, naast veel intellectuele werkzaamheden, uitgever van boeken, waaronder een zestalige bijbeltekst, schreef hij in 1553 zijn grote Christianismi Restitutio, niet zozeer tegen de praktische fouten in de kerk, maar helemaal geobsedeerd op de Triniteit, in totaal 734 bladzijden.
 
Het liep niet goed af: reizend vanuit Frakrijk, waar hij woonde (omgeving Lyon) naar  Italië, verbleef hij in Genève, werd herkend en voor de rechtbank gebracht, waar het stadsbestuur onder invloed van Calvijn hem ter door veroordeelde op de brandstapel.
Ik heb iets tegen Servet, de betweter: hij heeft gelijk dat hij de triniteit ter discussie stelt, maar op een wel erg radikale manier, wat hij ervoor in plaats stelt zijn weer nieuwe speculaties over de persoon en natuur van Jezus, naast allerlei gedachten over een spoedig einde der tijden. Een geniaal man, heeft op velerlei gebied veel tot stand gebracht, maar uiteindelijk voor de religieuze ontwikkeling nauwelijks een aanwinst te noemen, al pronken sommige moslims met hem tegen christenen en wordt zijn naam door de unitariërs in Hongarije nog steeds geëerd. In 2012 hield de NPB in Bilthoven daarom een mooie herdenking voor hem. Daarom schrijf ik ook hem voor CMR.