zaterdag 9 juli 2011

Mankementen van een Missionaris



Antoon van den Ende (1910-2000) werd opgeleid als missionaris voor de SVD. Hij hoorde kennelijk tot de intellectueel sterkeren want zijn theologie-studie deed hij van 1932-6 in het Rome van Pius Xi en Il Duce Mussolini. In 1936 vertrok hij naar Flores waar hij secretaris werd van de Apostolisch Vicaris die een paar kilometer buiten de 'hoofdstad' Ende woonde, in Ndona, omdat in Ende vooral moslims woonden. In 1942-5 volgt een kamptijd, zwaar maar intellectueel wel bevrijdend door het intensiever contact met protestanten en ontwikkelde ambtenaren. Na vier jaar pastoraal in het zeer traditionele Larantuka (hier komen zeer gemengde berichten over hele grote vroomheid van de bevolking en allerlei grote plannen voor betere economische ontwikkeling), gaat hij in 1949 in Leiden indologie/Indonesische studies doen, waarbij hij ook bij Wertheim in Amsterdam colleges loopt.
Begin 1955 treedt hij in dienst van KASKI, het sociologische onderzoeksbureau van de katholieken kerk. Min of meer in dit verband heeft hij in 1953-4 al een ambitieus Floris-Welvaart-Plan geschreven, dat in sommige uitwerkingen ook wel een vorm van neo-kolonialisme wordt genoemd: vanuit het buitenland plannen maken om het aan grondstoffen, menskracht en kapitaal zo arme Flores toch eens een mooie welvaart te geven. Van maart 1956 tot november 1959 is hij nogmaals drie jaar op Flores, onder meer om een deel van het Welvaartsplan met Misereorgelden uit te voeren, vooral op gebied van gezondheidszorg. Maar veel blijft liggen.
Na terugkeer in Nederland, einde 1959 begint hij bij Misereor en later ook bij KASKI te werken aan wat uiteindelijk het zo ambitieuze Flores-Timor-Plan is geworden: ruim 350 projecten op gebied van landbouw, irrigatie, visserij, gezondheidszorg, die tussen 1965-1980 zijn uitgevoerd in Flores. Vaak met wisselend resultaat.
In deze periode heb ik zelf college Missionaire Planning bij hem gevolgd, najaar 1967 of voorjaar 1968. Hij kwam vaak te laat, (trein vertraagd) had zaken nauwelijks voorbereid, sprak over de lopende zaken bij indienen en verantwoorden van projecten. We besloten dat er iedere keer twee zouden gaan, een enkele keer was er niet één student. Zijn contract als docent werd niet verlengd.
In 1969 trouwde hij met een vrouw die hij midden jaren 1930 in Rome had ontmoet en met wie hij in contact was gebleven, Truus Krijgsman. Ze bouwen een huis in Hilvarenbeek en 'leefden nog lang en niet echt ongelukkig'.
Op verzoek van Truus, schreef Frans van Gaal, samen met Ton Thelen een biografie
Wat mij soms toch mankeert! Over de idealen, twijfels en tweestrijd in het leven van Antoon van den Ende, missionaris [1910-2000], Nijmegen:Valkhof Pers, 2010.
Toen ik enige tijd geleden, na een gesprek met Frans van Gaal, een eerste versie van het boek las moest ik wel even wennen: geen precieze referenties, geen noten, heel vlotte stijl, bijna zoals Heerkens zijn Ria Ragao schreef of Vroklage over Noyens. Maar dan geen hagiografie, integendeel, hier kom een gefolterde man naar voren, die enerzijds geen revolutie in de kerk wil en rustig zijn verzoek tot ontheffing van de celibaatsverplichting wil afwachten, maar wel ongeduldig is in de sociaal-economische ontwikkelingen waar hij veel te hoge verwachtingen van buitenlandse hulp en kerkelijke inspanningen heeft. Ondanks zijn Indonesische studiën dus net als Wertheim een kamergeleerde gebleven. Met veel te hoge verwachtingen van een maakbare maatschappij, die hij eigenlijk nooit van binnenuit heeft leren kennen. Je komt in het boek dan ook geen enkel diep persoonlijk contact met Indonesiërs tegen. Hij maakte wel plannen voor, niet met! Hij had ook nooit in de gaten dat ambtenaren wel het heil van het volk willen dienen, maar vooral hun eigen familie eerst veilig willen stellen. Afijn, dat was met lokale priesters ook vaak het geval.


De naam van Antoon van den Ende kom je niet tegen in een ander boek, dat van Joep van Gennip & Marie-Antoinette Th. Willemsen, Het geloof dat inzicht zoekt. Religieuze en de wetenschap [Hilversum: Verloren 2010], waarin twee bijdragen staan over SVDers en wetenschap. An Vandenberghe schrijft vooral over de ambities en grote resultaten van het werk van Wilhelm Schmidt die een antropologische traditie stichtte die bij de SVD via instituut en tijdschrift Anthropos nog steeds wordt voortgezet. Marie-Antoinette Willemsen bespreekt vier SVD-priesters: Paul Arndt (veel publikaties, vroeger nauwelijks gewaardeerd door missionarissen in het veld, nu door de SVDers vertaald en wel iets meer gewaardeerd), Bernard Vroklage, zo jong gestorven, Jilis Verheijen en vooral Kees Maas. De laatste publiceerde een literatuurstudie over het celibaat. Dat leverde hem in 1978 een magna cum laude op aan de lateraanse universiteit in Rome, maar tevens een kleine campagne tegen zijn persoon door conservatieve medebroeders die zijn terugkeer naar een docententaak in Flores blokkeerden. Maas kreeg openlijke steun van een aantal Indonesische bisschoppen maar de geruchtenmachine deed ondergronds zijn werk en 'leidinggevenden' concludeerden dat er onvoldoende draagvlak was voor een positie op een seminarie in Flores voor zijn persoon en hij moest ander werk in Nederland gaan doen. Hij was jarenlang nederlands provinciaal van de SVD, en heeft er nog steeds bestuurlijke functies. Maar over succes, al dan niet, moeten de geestelijken zich niet al te veel zorgen maken!


Lucas 17:10 servi inutiles sumus zullen ze wel vaker verzucht hebben. De Willibrord-vertaling noemt dat onnutte knechten, terwijl de kale Nieuwe Vertaling dan schrijft: Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan. Maar volgens mij hebben deze mensen best een mooi, afwisselend en spannend leven gehad!