zondag 6 maart 2011

Credo in tijden van credietcrisis


In de klassieke theologie wordt het credo/geloof op twee manieren uitgelegen: fides qua creditur tegenover fides quae creditur. Het eerste betekent het geloof waardoor iemand gelooft, het tweede is de inhoud van het geloof dat men aanneemt. De eerste legt de nadruk op de individuele gelovige, tweede op de inhoud die voor een hele gemeenschap gelijk kan zijn, van elders aangeboden.
De mooiste tekst is hier natuurlijk die van Gerard Reve in Nader tot U, ook wel in de kerk gezongen:
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,
zoals ik U.

Voor de Misa poetica hebben we een ook op dat ik gerichte tekst gekregen. De titel lijkt een beetje op het kinderachtige gericht: een wiegeliedje, kennelijk toch wel voor een volwassene, die eerst woedt en tiert (1e strofe), maar die wat kalmeert, zij het nog wel wat onrustig (2e strofe) om op een enigszins filosofische wijze tot rust te komen in de 3e strofe:

Berceuse

dat je tiert en rond rent
met roestige kettingen dat was
van weleer dat is toch bekend

het moet ons nu van het hart
je bent behendig in het verkeer
schoon insulair in de weer

maar wat je ontkracht en verwart
niemand te zijn en nergens
en dan nog iemand te zijn en hier.

Raar in de tekst is dat in de versie van 'ons' Credo tussen strofe 2 en 3 die ene latijnse zin komt: et unam sanctam catholicam.. , "ik gelooof in de ene, wereldomvattende (= katholieke) en apostolische (= op de apostelen gebouwde) kerk.



Eerst maar even kijken wie er 'ik' is en wie 'je'... Ik is degene die gelooft. En 'je' wordt angesproken en daar mag de koorzanger zich ook wel toe rekenen. Dat wij dus eerst tieren en rondrennen, dan wat behendiger worden en uiteindelijk in strofe 3 in een twijfel terecht komen. Echt Janskerk dus, beetje niemand en een beetje iemand. We zijn per slot van rekening allemaal in groei, en daarom verwarring en op weg iemand te worden die we nog niet zijn. Geen geloof in God, eerder zoeken de Janskerkers zichzelf en de naaste bij hen.

Die berceuse (wiegeliedje, meestal is dat een moeder die een kind wiegt) doet natuurlijk onherroepelijk denken aan Psalm 131

Heer, niet trots is mijn hart
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen

Nee, ik ben stil geworden
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder
als een kind is mijn ziel in mij.




En dan nog een zijpad, intertextualiteit heet dat dus: bij woorden aan een andere omgeving van dezelfde tekst denken:


Dan nog
Dan nog
klamp ik mij
klamp ik mij
vast aan Jou
of je wil of niet
op genade of ongenade
ik zal red mij, red mij roepen
of zo iets als heb mij lief

Nu eindigt dit toch wel weer bijna zoals het begin is: fel, tiert en rent rond, met roestige kettingen. Betekent

Misschien helpt het om dit allemaal een beetje te bedenken bij dit Credo?

Berceuse hier dus alleen maar dat het heen en weer gaat in de gevoelens van heftig en krachtig naar wiebelend zwak en onzeker en heeft het niets met moeder-kind te maken?

Hier ook een foto van deel van het Janskoor dat dit allemaal gaat zingen, tekst van Lucebert en muziek van Bernard van Beurden en het orgel met die lichtinstallatie, die op een vliegende schotel lijkt!

Geen opmerkingen: