maandag 12 maart 2012

Soera 95: De vijgeboom

Soera 95 DE VIJGEBOOM AL-TIEN

In naam van God, Genade, Goedgunstigheid

1.           Bij vijg
               en olijf
2.           bij Sinaï, steil
3.           dit veilig verblijf

4.           Wij hebben de mens geschapen in schitterende stand
5.           dan drukten wij hem tot het onderste van de onderkant

6.           behalve zij die geloven en het goede doen
               voor hen is er loon zonder eind

7.           De Tijding staat toch buiten kijf?
8.           Is God niet de wijze der wijzen?[1]


Structuur. Verschillende exegeten beschouwen vers 6 als een toevoeging van latere tijd, die de structuur van de soera stoort.
      Als we vers 6 buiten beschouwing laten, krijgen we een opbouw die formeel sterk lijkt op soera 93 en 94. Er wordt begonnen met een viervoudige bezwering in twee paren (resp. vruchten en bergen), dan is er in vers 5 een daarmee verbonden leerstellige uitspraak: de mens is geschapen als een instabiel wezen. Nadat hij in zijn volwassenheid een goede toestand heeft bereikt, gaat hij in zijn ouderdom achteruit. Hier sluit dan op aan, weer in een retorische vraag, dat het laatste oordeel niet ontkend mag worden. De vier elementen van de eedformule zijn te verdelen in een verwijzing (dus: lofprijzing) naar de scheppende God (vijg en olijf, de natuur) en de openbaring van Sinaï en Mekka. Neuwirth ziet hierin een verwijzing naar de lofprijzing van Koran 55:1-4 De Erbarmer, Hij heeft de Oplezing onderwezen, Hij heeft de mens geschapen, Hij heeft hem de verklaring onderwezen... Hier staat de scheppingsorde helemaal ingeklemd middenin de verwijzingen naar de openbaring. De twee paren van vers 4-5 en vers 7-8 wijzen erop dat vanaf zijn schepping de mens in een toestand van gebrek aan evenwicht is. Bijna in een echo van Psalm 8, groots en klein tegelijk.[2]

1-3. Raadselformule?: voor Moh. `Abduh (zoals voor alle uitleggers voor en na hem) zijn de vier termen van de eerste drie verzen het moeilijkst. In vers 1 wordt volgens hem gesproken over twee bomen die vruchten opleveren. In vers 2 over een plaats, de berg Sinaï, terwijl ook in vers 3 een plaats wordt aangeduid. Hij kent voorstellen om ook in vers 2 een boom te zien: het Arabische sinien zou dan meervoud zijn voor de sinah-boom. Waarschijnlijker acht hij een andere verklaring: de vijg moet verwijzen naar de plaats van het paradijs en de profeet Adam, die een vijgenblad nam om zijn naaktheid te bedekken. Als locatie wordt een aantal mogelijkheden genoemd, waaronder een berg-met-moskee in Damascus. De profeet Noach wordt door `Abduh gezien als de man van de olijfboom. Na de zondvloed kwam er immers een duif terug met de olijftak. Op deze manier heeft `Abduh dan de heilsgeschiedenis van de islamitische traditie in deze tekst gelezen: van Adam (vijg) naar Noach (olijf) en Mozes (Sinaï) komen we bij Mekka (dit veilig verblijf) en de openbaring aan Mohammed. De islamitische heilsgeschiedenis kent geen echte zondeval, maar wel een terugval na iedere openbaring. Na iedere profeet kwam er weer langzaam verval, totdat er een vernieuwing of reformatie werd ingezet bij een volgende. Deze dynamiek van verheffing of opstanding en verval wordt nader omschreven in vers 4-5. De mens is hoog geschapen. Het Arabische woord taqwiem komt van dezelfde wortel als het woord voor de opstanding van de laatste dag (qiyamat) en daarom is hier ook een gelijkend woord gekozen: `schitterende stand', rechtop en fier. Daarna viel de mens: de Arabische tekst gebruikt de woorden asfala saafilien, door Kramers plechtig vertaald als `laagste der lagen'.
      De Ameri­kaanse moslim Abu Mans­ur Vincent Cornell heeft een variant voorgesteld op de interpretatie van `Abduh. Hij ziet in de vijgenboom een verwijzing naar de heilige boom van de Hindoes en Boeddhis­ten. Onder een vijgenboom gezeten, kreeg de Boed­dha zijn definitieve verlichting en twijgen van die boom werden in tempels in Azië geplant op plaatsen van gebed en verering. De olijfboom verwijst naar de berg en hof bij Jeruzalem, waar Jezus zo vaak de nachten doorbracht en waar hij voor zijn proces de avond nog ging bidden. Sinaï is vanzelfsprekend de berg van Mozes. De Mekkaanse profeet Mohammed (`dit veilig verblijf' is Mekka) vinden wij in de Koran vaak in gezelschap van de grote profeten van vroeger tijden en van elders. Niet in concurrentie, maar steeds als versterking van hun en zijn boodschap.[3]
      Ik heb ooit ergens gelezen (maar weet helaas niet meer waar), dat Adam op een gegeven moment bemerkte dat hij naakt was en driftig op zoek ging naar bekleding en toen drie soorten bladeren vond, olijfblad, vijgenblad en nog iets van Mekka, waarshijnlijk dus de dadelpalm.
      Een andere en heel nuchtere interpretatie van de verzen 1-3 zou kunnen zijn, dat de eedformule alleen verwijst naar de basisvoorwaarden voor het leven in de woestijn. Veel groeit er niet, maar op de plaatsen waar wat meer en wat langer water blijft staan na de twee tot drie forse regenbuien die er per jaar vallen, kunnen vijgen, olijfbomen en dadelpalmen groeien. De verzen duiden dan in ieder geval op een positieve levensvoorwaarde. Daarop wijst ook de formule van vers 3: dit veilig verblijf is immers Mekka, dat een heilig gebied is waar stammenoorlog en gewelddaden verboden zijn.[4]

7-8. Tijding: is hier de vertaling van het Arabische dien dat zowel het komende eindoordeel als een religie kan betekenen. Zie hiervoor bij soera 82:9 en 109:9.  Hakim of `Wijze' is een van de 99 namen voor God. Ook al betekent het woord in de moderne spreektaal ook bestuurder of rechter, maar die nuance lijkt er hier niet bij te zijn. Na de inleidende raadselformule, die de hele schepping oproept, wijzen vers vers 4-8 op de dynamiek van de schepping die van leven naar dood en wederopstan­ding loopt. Het is geen echte theodicee, geen echte rationele verdediging van wat een Job-gelijke, opstandige mens aan tegenstrijdigheden in de scheppingsor­de zou kunnen verwijten. Het is eerder een beroep op het feit dat God de meest wijze is aan wie de mens zich moet toevertrouwen.


[1]Eigen vertaling.
[2]Neuwirth, `The Introductory Sections of the Makkan Suras', 12-13.
[3]Lezing tijdens de conferentie `Holy Scriptures, values and society' aan de VU te Amster­dam, 6-8 november 1995.
[4]Michael Sells, Approaching the Qur'_n, 94.

Geen opmerkingen: