dinsdag 21 juni 2011

Mutatiesprong van B16



Tussen de reizen door even twee boekbesprekingen. Eerst van Joseph Ratzinger, die intussen is gekozen tot Paus Benedictus XVI. Ik had het eerste deel van het Jezusboek al, nu heb ik dus het 2e deel in vertaling gekocht: Jezus van Nazareth, deel II van de intocht in Jeruzalem tot de opstanding,Tielt:Lannoo, 2011, 278 bladzijden in grote letter, grote spaties en mooi gebonden. Ik ben achteraan begonnen, het verhaal van de verrijzenis, of eigenlijk verhaal van het lege graf dat gezien is en daarna de ervaringen van verschijningen. Hoe waren die verschijningen? Volgens Henk-Jan de Jonge, hoogleraar Nieuw Testament uit Leiden, kwamen die verschijningen omdat de leerlingen verwachtten dat het niet zomaar afgelopen kon zijn met Jezus. Daarom kregen zij visioenen en verschijningen van Jezus. Dat was iets wat hoorde bij het joodse verwachtingspatroon van die tijd. Zoals Maria verschijnt aan katholieken, die dat soms verwachten (Lourdes, Fatima, Merdjugorje), terwijl ze nooit aan protestanten en al helemaal niet aan hindoes verschijnt. Het Marcus-evangelie eindigde aanvankelijk met de verwarring en in latere aanvulling is daar dan een kleine serie verschijningen aan toegevoegd.
B16 ziet dat heel anders. Hij beschrijft op blz. 220 dat de verschijningen totaal onverwacht waren, iets 'waar ze gaandeweg moesten thuiskomen', waar ze dus aan moesten wennen. Niet aan de dood, maar aan die verschijningen. Niet de herlezing van teksten uit oude testament, maar juist die fysieke verschijning zou het verrijzenisgeloof hebben veroorzaakt. (220-221) Dat is een keuze, zoals er een aantal intellectuele keuzes in dit hele boek zitten.



De verrassendste keuze vond ik wel de beschrijving van de verrezen Jezus. Ik vond het vroeger maar zielig: Jezus en dan ook nog later Maria, met lichaam (en ziel) in de hemel, waar verder niemand met lichaam in was (want engelen zien er op de schilderijen wel mooi uit, maar zijn ook zonder fysiek lichaam). Die twee in zo'n grote hemel en alleen, wachtend op de rest van de mensheid die zich dan zou moeten voegen. Wel anders: op blz. 244 spreekt B16 over een mutatiesprong: we kunnen de verrijzenis zien als een radicale 'mutatiesprong', waarin een nieuwe dimensie van het leven, van mens-zijn zich openbaart. Hoe we ons dat moeten voorstellen? De materie wordt tot een nieuwe wijze van zijn omgevormd. De mens Jezus behoort nu, ook met zijn lichaam, helemaal de sfeer van het goddelijke en van het eeuwige toe. (blz. 244) B16 verwijst naar Tertullianus, maar mij riekt het een beetje naar een nieuwe vorm van adoptianisme. En het blijft natuurlijk toch speculeren. Wel mooi bedacht. En dank zij de bijzondere auteur, vrij van ketterij!

Maar de enige echte mutatie die wel empirisch vastgesteld kan worden, is die bij de leerlingen en volgelingen van Jezus. Door het verrijzenisgeloof hebben zij het christendom in de wereld gezet als een geestelijke gids. Die mis zelf ook wel eens verdwaald, maar dat maakt de reis vooral spannend. Over de mutaties van Jezus zelf valt verder weinig vast te stellen.

Geen opmerkingen: