In de weken op weg naar Kerstmis lezen we in de Janskerk het eerste hoofdstuk van Matteüs, de lijst met de vele namen, voorouders van Jezus. Er zitten nogal wat allochtonen in de serie, die voor enige vervuiling zorgen. Het werd me duidelijk in de preek van Jasje Nottelmans dat naam Moab letterlijk kon worden opgevat als ´Vaderling´ (ab als afkorting van abba, vader) en dat gaat dus over het verhaal dat de dochters van Lot, bij gebrek aan mannen na de verwoesting van de steden Sodom en Gomorro, zich door hun vader zwanger hadden laten maken. Zo zou men Moab kunnen uitleggen als 'vaderlingen', een stam die het resultaat is van incest.
Op blz. 279-280 stellen de journalisten enkele algemene vragen: Hoe zijn verhouding was met Maria Magdalena, wie zijn biologische vader was, of hij ooit in Tibet is geweest? 'Ja, wie mijn biologische vader was, dat kunnen jullie het best niet aan mij, maar een mijn moeder Maria vragen. Die weet het best wie mijn biologische vader was. Maar ik ben nooit boos over lastige vragen en mijn moeder ook niet. Alleen mijn volgelingen kunnen daar wel eens boos over worden. ... Er zijn er die het hebben over een romeinse soldaat, of over een Torah-geleerde. Ik maak me daar niet druk over, want voor de wet is mijn vader Joesoef of Joseph..' Over het feit dat er verhalen zijn die lijken op die van Krisjna en Boeddha: 'Ja, dat is nu eenmaal het risico als je enkele eeuwen na hen geboren bent'. Heerlijk luchtige maar wel politiek-kritische novelle.