Soera 95 DE VIJGEBOOM ─ AL-TIEN
In naam van God, Genade, Goedgunstigheid
1. Bij
vijg
en
olijf
2. bij
Sinaï, steil
3. dit
veilig verblijf
4. Wij
hebben de mens geschapen in schitterende stand
5. dan
drukten wij hem tot het onderste van de onderkant
6. behalve
zij die geloven en het goede doen
voor hen is er loon zonder eind
7. De
Tijding staat toch buiten kijf?
8. Is God
niet de wijze der wijzen?[1]
Structuur.
Verschillende exegeten beschouwen vers 6 als een toevoeging van latere tijd,
die de structuur van de soera stoort.
Als we vers 6
buiten beschouwing laten, krijgen we een opbouw die formeel sterk lijkt op
soera 93 en 94. Er wordt begonnen met een viervoudige bezwering in twee paren
(resp. vruchten en bergen), dan is er in vers 5 een daarmee verbonden
leerstellige uitspraak: de mens is geschapen als een instabiel wezen. Nadat hij
in zijn volwassenheid een goede toestand heeft bereikt, gaat hij in zijn
ouderdom achteruit. Hier sluit dan op aan, weer in een retorische vraag, dat
het laatste oordeel niet ontkend mag worden. De vier elementen van de
eedformule zijn te verdelen in een verwijzing (dus: lofprijzing) naar de
scheppende God (vijg en olijf, de natuur) en de openbaring van Sinaï en Mekka.
Neuwirth ziet hierin een verwijzing naar de lofprijzing van Koran 55:1-4 De
Erbarmer, Hij heeft de Oplezing onderwezen, Hij heeft de mens geschapen, Hij
heeft hem de verklaring onderwezen... Hier staat de scheppingsorde helemaal
ingeklemd middenin de verwijzingen naar de openbaring. De twee paren van vers
4-5 en vers 7-8 wijzen erop dat vanaf zijn schepping de mens in een toestand
van gebrek aan evenwicht is. Bijna in een echo van Psalm 8, groots en klein
tegelijk.[2]
1-3. Raadselformule?: voor Moh. `Abduh (zoals voor
alle uitleggers voor en na hem) zijn de vier termen van de eerste drie verzen
het moeilijkst. In vers 1 wordt volgens hem gesproken over twee bomen die
vruchten opleveren. In vers 2 over een plaats, de berg Sinaï, terwijl ook in
vers 3 een plaats wordt aangeduid. Hij kent voorstellen om ook in vers 2 een
boom te zien: het Arabische sinien zou dan meervoud zijn voor de sinah-boom.
Waarschijnlijker acht hij een andere verklaring: de vijg moet verwijzen naar de
plaats van het paradijs en de profeet Adam, die een vijgenblad nam om zijn
naaktheid te bedekken. Als locatie wordt een aantal mogelijkheden genoemd,
waaronder een berg-met-moskee in Damascus. De profeet Noach wordt door `Abduh
gezien als de man van de olijfboom. Na de zondvloed kwam er immers een duif
terug met de olijftak. Op deze manier heeft `Abduh dan de heilsgeschiedenis van
de islamitische traditie in deze tekst gelezen: van Adam (vijg) naar Noach
(olijf) en Mozes (Sinaï) komen we bij Mekka (dit veilig verblijf) en de
openbaring aan Mohammed. De islamitische heilsgeschiedenis kent geen echte
zondeval, maar wel een terugval na iedere openbaring. Na iedere profeet kwam er
weer langzaam verval, totdat er een vernieuwing of reformatie werd ingezet bij
een volgende. Deze dynamiek van verheffing of opstanding en verval wordt nader
omschreven in vers 4-5. De mens is hoog geschapen. Het Arabische woord taqwiem
komt van dezelfde wortel als het woord voor de opstanding van de laatste dag (qiyamat)
en daarom is hier ook een gelijkend woord gekozen: `schitterende stand',
rechtop en fier. Daarna viel de mens: de Arabische tekst gebruikt de woorden asfala
saafilien, door Kramers plechtig vertaald als `laagste der lagen'.
De Amerikaanse
moslim Abu Mansur Vincent Cornell heeft een variant voorgesteld op de
interpretatie van `Abduh. Hij ziet in de vijgenboom een verwijzing naar de
heilige boom van de Hindoes en Boeddhisten. Onder een vijgenboom gezeten,
kreeg de Boeddha zijn definitieve verlichting en twijgen van die boom werden
in tempels in Azië geplant op plaatsen van gebed en verering. De olijfboom
verwijst naar de berg en hof bij Jeruzalem, waar Jezus zo vaak de nachten
doorbracht en waar hij voor zijn proces de avond nog ging bidden. Sinaï is
vanzelfsprekend de berg van Mozes. De Mekkaanse profeet Mohammed (`dit veilig
verblijf' is Mekka) vinden wij in de Koran vaak in gezelschap van de grote
profeten van vroeger tijden en van elders. Niet in concurrentie, maar steeds
als versterking van hun en zijn boodschap.[3]
Ik heb ooit
ergens gelezen (maar weet helaas niet meer waar), dat Adam op een gegeven
moment bemerkte dat hij naakt was en driftig op zoek ging naar bekleding en
toen drie soorten bladeren vond, olijfblad, vijgenblad en nog iets van Mekka,
waarshijnlijk dus de dadelpalm.
Een andere en
heel nuchtere interpretatie van de verzen 1-3 zou kunnen zijn, dat de
eedformule alleen verwijst naar de basisvoorwaarden voor het leven in de
woestijn. Veel groeit er niet, maar op de plaatsen waar wat meer en wat langer
water blijft staan na de twee tot drie forse regenbuien die er per jaar vallen,
kunnen vijgen, olijfbomen en dadelpalmen groeien. De verzen duiden dan in ieder
geval op een positieve levensvoorwaarde. Daarop wijst ook de formule van vers
3: dit veilig verblijf is immers Mekka, dat een heilig gebied is waar
stammenoorlog en gewelddaden verboden zijn.[4]
7-8. Tijding: is hier de vertaling van het
Arabische dien dat zowel het komende eindoordeel als een religie kan
betekenen. Zie hiervoor bij soera 82:9 en 109:9. Hakim of `Wijze' is een van de 99
namen voor God. Ook al betekent het woord in de moderne spreektaal ook
bestuurder of rechter, maar die nuance lijkt er hier niet bij te zijn. Na de
inleidende raadselformule, die de hele schepping oproept, wijzen vers vers 4-8
op de dynamiek van de schepping die van leven naar dood en wederopstanding
loopt. Het is geen echte theodicee, geen echte rationele verdediging van wat
een Job-gelijke, opstandige mens aan tegenstrijdigheden in de scheppingsorde
zou kunnen verwijten. Het is eerder een beroep op het feit dat God de meest
wijze is aan wie de mens zich moet toevertrouwen.