Allereerst naar Bremen: een van de grote Hanzesteden, die grote voorloper van de EU, waarin de handel vooraan is blijven staan, niet de politieke unie.Ook steeds weer met andere zwaartepunten en allianties, zoiets als nu in de EU gebeurt. Ook niet voor eeuwig, dus toch een aardig voorbeeld, referentiepunt.
De grote dom was zo donker en zo vol met belerende teksten, allemaal goed bedoeld, maar zo opdringerig en storend, dat die hier geen plaats krijgt. Misschien moeten ze bij zulke oude gebouwen toch drastischer en met meer durf ingrijpen. De grote markt had van alles en nog wat. Hier een neef van Karel de Grote, oversized, razende Roeland, vooral bekend van zijn strijd tegen de Moren in Noord Spanje. Hier is hij een stadsbeschermer voor alle kwalen en staat er ook voor een rijk stadhuis, pronkstuk van een handelsstad.
De gevels op allerlei manieren versierd met de manier waarop het geld verdiend werd, de scheepvaart voor de handel.
Je zag er heel weinig moslims. Te midden van een grote groep toeristen en meiden (met horentjes) die een vrijgezellenfeest aan het vieren waren toch deze pronte dame die zelfverzekerd haar eigen weg gaat.
De Bremer stadsmuzikanten verkondigen de boodschap van Bremen, dat groten en kleinen moeten samenwerken en zo kunnen de kleinsten toch ook nog een en ander zien en meewerken aan hun openbare optreden.
Een klein straatje is de Böttcherstrasse in de jaren 1925-1930 op en top omgebouwd tot een soort openluchtmuseum voor art deco. De ingang toont een soort engel Michael met zijn zwaard, groot boven de ingang. Er staan maar liefst twee hotels, er is een museum, allerlei dure winkels, restaurants en allemaal in een meer dan feestelijke pracht. Die 120 meter stralen een immense levensvreugde uit. Dat zou je niet zeggen uit de kop van Ludwig Roselius, de rijke koffiehandelaar die het allemaal op gang heeft gebracht. Na de sombere dom kwam voor ons de vrolijke markt en de nog meer joyeuze straat.