zaterdag 25 augustus 2018

Een blijde intocht van Oude Muziek in Utrecht

Het Festival Oude Muziek begon gisteren niet met één groot concert in Vredenburg, maar met een serie van vier, waarbij het publiek steeds van de ene naar de andere locatie moest wandelen.


Maar om 19:00 begonnen we eerst bij het klokkeluidersgilde rond de Dom omdat alle klokken tegelijk werden geluid. Gezien de brokken kalk-mergelsteen die er bij lagen was er weer gepropageerd om in slow building het middenstuk van de grote kerk weer eens af te gaan bouwen. Liefhebbers hadden gemerkt dat het nog niet eens zo lastig is om in mergel te gaan houwen, maar daar zal het voor dit jaar ook wel bij blijven.
Na het geweld van alle klokken (inclusief die grote Salvator, moeilijk in beweging te krijgen, maar doet hij zijn werk dan gaat het ook goed door!), was er een carillonconcert, goed te beluisteren in de pandhof. Daar stond ook Dr. Hans Kronenburg vroeger hoofdpredikant van de Domkerk en schrijver van een dissertatie over de terugkeer van een (nu Protestantse) Bisschop in de Dom: ook dat verlangen naar het verleden zal voorlopig nog niet uitkomen.
Ons eerste concert was in de Nicolaïkerk, met Graindelavoix: vijf mannenstemmen die zo'n kerk makkelijk kunnen vullen met muziek van rond 1500. Grote rijkdom aan muziek voor de zij-altaren, voor allerlei broederschappen. Naar de kerk lopend verbaasden wij ons erover hoe dat kerkelijk leven een stad moet hebben gedomineerd: zoveel onderhoud aan gebouwen, voor de kleding, de muziek. De kerk was een grandioos decor voor het concert en anders dan in een kerk zonder stoelen, banken e.d. had dit niet kunnen gebeuren. De foto is helaas onscherp: daar leer je dan ook van.

Het tweede concert was in de Catharina-kathedraal (dat mocht daar dus toch! Ondanks allerlei beperkingen van Kardinaal Eijk: omdat ze delen uit een mis zongen?) Een Italiaans koor zong een Gloria en Sanctus uit een mis van Antoine Busnoys, rond 1480). Helaas waren de trombones zo hard dat de stemmen er bij in het niet vielen. En van de tekst was vrijwel niets te verstaan. Wat opviel was de rode kleur  mooi als achtergrond, maar verder zonder echte betekenis. In de Domkerk was het hoogtepunt:Een ruim 20 zangers sterk Vox Luminis, met groot orkest bracht een treurmotet van Rameau, dan een triomfmars van een andere componist en nog weer fragmenten van een Te Deum van weer een andere componist, allemaal uit Bachs tijd en dus Parijs (het Boergondische thema bleef vaag deze avond). De Domkerk heeft extra sterke led-verlichting ingekocht en was echt stralend.
4e concert was in het vroegere pop-centrum Tivoli, een grote zaal met ruim 300 man publiek rond een klein clavecymbel met muziek van Couperin. Mooi voor een huiskamer, maar nu morden we niet, lieten de man rustig uitspelen en klapten en gingen aan de wijn. Het was toch erg mooi geweest.
Dat Tivoligebouw heet nu Kytopia, naar een popartist die graag met vliegers (kyte dus) werkte.

donderdag 23 augustus 2018

Eritrea in de Utrechtse Majellakerk

De Gerardus Majellakerk is groot, dominant op een verkeersplein in Oost-Utrecht en dit gebied heet dan ook Majella: Majellapark, buurthuis e.d.Vanaf onze verhuizing naar Utrecht-West (Oog in Al), zag ik al dat op de zaterdagen grote groepen Ethiopiërs, grotendeels in witte kleren naar deze kerk trokken.

Afgelopen zaterdag was ik rond 12:30 bij een begin van hun dienst in de Majellakerk, samen met de Engelse gast uit Maumere, Indonesia, John Prior. Er waren zo'n 500 mensen in de kerk, links de mannen, rechts de vrouwen, kinderen her en der rondlopend, beetje schreeuwend. De schoenen waren in de nogal krappe hal op grote stapels neergelegd. Iedereen bleef staan in de kerk, wel met diepe buigingen: als in een moskee, of, zoals John Prior zei: de Islam heeft dat staande ritueel met buigingen van de christenen uit de omgeving overgenomen.
Het priesterkoor was met een groot gordijn afgescheiden van de rest van de kerk, terwijl celebranten daar af en toe vandaan kwamen om lezingen te zingen: intense deelname van de mensen in de kerk die alle buigingen allemaal gelijk deden.
Toen we binnenkwamen liep een diaken (of zo iemand) onder een wit scherm met een volledig ingepakte icoon, die door de gelovigen werd gekust.
Daags erna waren we in de Catharina-katedraal, redelijk vol met jonge mensen voor een Engelstalige mis, om 12:30, met veel liederen van Taizé of van het evangelikale gospel-type. Die cerebrale, wat geleerde toon die er toch vaak in de liederen van Oosterhuis is, hoeft kennelijk niet. Vooral bij de Eritreeërs had je nog het idee dat de huiver voor het sacrale helemaal in de kerk zweefde.

dinsdag 14 augustus 2018

In het Catharijneconvent: de ietwat luie vragen van artistiek directeur Bart Rutten

In 2010 is het Catharijneconvent een radikaal-moderne kant uitgegaan met een directeur die eens af wilde van de conventionele, superbrave oude christelijke kunst. Er kwam toen een tentoonstelling over de lingga, de penis als symbool van sacraliteit. Op 10 April 2010 schreef ik daarover een impressie, waarbij ik het vooral ietwat lachwekkende spielerei vond. Dat was ook wel de algemene mening en dus werd die directeur op non-actief gesteld en kwam het museum weer met mooie tentoonstellingen waarin het oude toch vaak op verrassende wijze werd gepresenteerd. De laatste tentoonstellingen over Nederlands landschap in bijbelse afbeeldingen, over Maria en over Luther waren grote successen. Het wordt er steeds drukker en nu wil zelfs Aartsbisschop Eijk de kerk ook wel aan ze overdoen! Wordt het museum dus echt de nieuwe gestalte van de kerk!
Maar nu lijkt de tijd van 2010 toch even terug te zijn gekomen. Ter gelegenheid van 550 jaar Catharijneklooster (overigens van alles geweest, vooral ziekenhuis, maar ook wel asielzoekercentrum voor Belgen in 1914-8) is er de tentoonstelling Shelter, heel erg conceptuele kunst, waarbij de kijker de betekenis zelf moet bedenken. Tussen de oude collectie staan een aantal nieuwe kunstvoorwerpen: welke overeenkomsten zie je? Wat voor gedachten krijg je hierbij?
 Het beeld van de laveloze vrouw, liggend op de grond hadden we al  een keer gezien in het Centraal Museum. nu hier onder het kruis. Meestal staan daar vrouwen in prachtige kleren, wel treurend, maar toch deftige dames. Nu dit dus.
Bij dit schilderij kwam de vraag of dit een onaffe illustratie van een oud handschrift  was dan wel een modern behang-ontwerp. 
We hebben de hele collectie doorlopen, want het was soms echt even zoeken tussen de oude schilderijen waar de nieuwe werken voor 'kruisbestuiving' tussen stonden. Dit gezicht van Christus, mismaakt bij de beeldenstorm, naderhand op een afvalhoop terecht gekomen is nu onderdeel van de Nederlandse canon, omdat de beeldenstorm daar nu eenmaal onderdeel van is.

Dit kleine schilderijtje met een foto van een grote slapende Boeddha uit Singapore konden we maar moeilijk vinden te midden van de grote oude schatten in de Catharijnezaal, de kelderruimte waardoor je naar de de vaste opstellingen en de andere zalen moet gaan. Er waren kleine stukjes bloedkoraal opgeplakt, omdat die nu eenmaal ook bescherming tegen geesten en kwalen kunnen zijn, zoals ook aan die Boeddha wordt toegeschreven. Alles bijeen soms grappig, soms erg naïef, altijd onschuldig en bijna simpel ontwapenend.



zondag 12 augustus 2018

Esther Gerritsen als Trooster

Bij de Sprinterafdeling van de openbare bibliotheek lag tussen de vakantieboeken ook De Trooster van Esther Gerritsen. Grote letters, niet zo dik, 211 kleine bladzijden, dus meegenomen.De ene hoofdpersoon (ik-persoon Jacob) is een beetje een loser, niet zo slim en kennelijk wat mismaakt in zijn gezicht. Niet echt formeel een kloosterling geworden, maar wel koster/concierge/manusje van alles voor praktische zaken in het klooster. Er zijn nog maar weinig echte monniken, de meesten zijn hier gasten. Een er van komt aan als Henry Loman, bekend politicus, die kennelijk voor het een of ander enkele weken in de luwte moet leven.
Tussen de min of meer ongelovige Henry en Jacob ontstaan lange gesprekken, waarin de koster steeds strikter gelovige wordt en Henry daar wel stevige vragen aan stelt, maar er meer waarde aan hecht dan aan de wat slappe milde en liberale echte gastenpater en de abt van het klooster: 195: "Hendry had zijn heil niet gezocht bij de vrijzinnige Andreas (gastenpater), maar bij mijn ogenschijnlijk kinderlijk onnozel geloof.
Het verhaal begint bij Aswoensdag en loopt dan naar Goede Week, Paasfeest. Jacob merkt van zichzelf dat hij het oude geloofsverhaal van dood en verrijzenis steeds letterlijker neemt in zijn gesprek van Henry.
 Op Paaszondag viert het dorp (in de Achterhoek) Pasen met grote vuren. De kloosterleiding vindt dat heidense flauwekul. Jacob vergezelt Henry daar naar toe, vanwege genegenheid. Dan komt een gast Annelie met een fles wijn voor Henry, waar ze allemaal van drinken. Ze laten Jacob achter en de volgende morgen komt Henry onthutst vertellen dat hij 'waarschijnlijk de andere kloostergast Annelie heeft verkracht'.  Er wordt over schuld, boete, verzoening ('niet aangeven bij politie') gesproken. Jacob wil een lamscotelet open snijden om de kamer van Henry te beschermen, zoals ook in het verhaal van het paaslam staat. De cotelet is bevroren en het enige bloed is van zijn eigen hand.
Aan het begin staat een citaat van C.S. Lewis, uit zijn autobiografie: over de ontstellende dingen in de menselijke ziel: een dierentuin vol begeerten, een gekkenhuis vol ambities, een kleuterschool vol angsten, een harem voor gekoesterde haatgevoelens.' Dat deed me denken aan het recept voor een vertrouwde gereformeerde preek van een uur: 45 minuten over de zonde, 10 minuten over verzoening en 5 minuten over verheerlijking. Lewis is een geliefd auteur bij de oude protestanten en deze sfeer wordt nu in een heerlijk modern jasje in deze roman gepresenteerd. Prachtige tegenhanger voor Knielen op een bed violen. Dat geeft er ook heel wat meer heftigheid aan dan de gewone wat meegaande en liberale sfeer van de moderne katholieke kloosters.