woensdag 18 februari 2015

De glorie van de Gouden Eeuw

Zaterdag 14 Februari gingen Paule en ik naar het Mauritshuis in Den Haag. Het oude stadspaleis is groots uitgebouwd, met een ondergrondse entree, restaurant, winkel. Als gebouw nu nog mooier dan daarvoor, al is het natuurlijk geen Louvre of Rijksmuseum geworden. Maar tegelijk met de verfraaiing van Den Haag als regeringscentrum zeker de moeite waard. Er stond een aardige rij, dus eerst een 20 minuten wachten, wat het meisje met de oorring hierboven opleverde.

Het was weleven wachten. Niet zo mooi als bij de Sagrada Familia, waar wij indertijd anderhalf uur stonden. Maar temidden van die beschaafde Fransen en Amerikanen en vooral Nederlandse museumkaarters toch wel aardig.
Ik ben aan het denken over eenoude belofte aan Sindhunata, van het tijdschrift Basis uit Yogyakarta, om een artikel te schrijven over de functie van het museum in West-Europese landen. Zelfs een beetje als identiteits-maker voor nationale, culturele identiteit, trots van een land of stad en zijn/haar burgers. Terwijl de kerken verdwijnen of voortgezet worden als museums, moet het ene na het andere museum nog worden opgeknapt en uitgebreid, zoals er vroeger decennia of zelfs eeuwen aan kerken werd gebouwd.
Het Mauritshuis staat voor het verfijnde van de Gouden Eeuw. Niet het bijna-impressionistisch wat meer grove en zelfs klodderachtige van de late Rembrandt. Maar het geciviliseerde. Veel stillevens, veel Grieks mythologie. Weinig bijbels kunst.Het meest curieuze was wel dit Keukenscene met Emmausgangers van Joachim Beuckelaer, rond 1650. Als je niet heel goed kijkt, recht, juist boven het midden, dan mis je de drie mannen, debatterend over wat er in Jeruzalem is gebeurd. Je verwacht niet het eenvoudige breken van het brood, maar een copieuze en zelfs overdadige maaltijd. Om het goed te zien moet je even dubbelklikken om de foto te vergroten.

donderdag 12 februari 2015

Evert van der Molen en zijn berichten over Japanse gevangenkampen

Enkele maanden geleden kregen we van Willem van der Molen het boek dat zijn vader schreef over de oorlogstijd in Indië, Japanse kampen op Java, in Singapore, Thayland en uiteindelijk werk in een kolenmijn in Japan. Het boek van 227 blz. bestaat uit brieven die hij schreef in 1946 naar het thuisfront in Nederland: familie en vooral zijn verloofde (sinds einde jaren 1930). Delen had hij al geschreven in Augustus 1845, meteen na verlossing uit het kamp. De hele leestijd blijft dat in je hoofd hangen: geschreven niet tijdens de barre omstandigheden, maar toen er definitief bevrijding was. Wat stijl betreft noteerde ik: echt een leraar, precies, goed geformuleerd.
Na een moeizame start van de brieven, lezen ze als een zeer feitelijk verhaal, zonder al te veel dramatiek, maar die zit er al helemaal in vanwege de gebeurtenissen zelf. Het eerste hoofdstuk gaat nog over de laat-koloniale tijd. Reizen naar en over Java (Solo, Prambanan, Borbudur, Dieng), een reis met de auto in Sumatra (heen en terug 6000 km. in 1970 tijdens mijn eigen onderzoek kon dat niet!), militaire training. Evert gaat in 1941 studeren bij de letterfaculteit in Batavia. Er staan compacte maar aardige portretten van mensen die ik zelf ook vaak ben tegengekomen: Prins, Bernet Kempers. Pijper die vraagt naar de namen van de Arabische maanden (ik zou ze nog niet kunnen opnoemen! blz. 36). Geen liefde voor islamstudies. Wel voor het Javaans, grote bewondering voor C.C. Berg (39). In het kamp komt de historicus H.J. De Graaf (ook volgens Pak Soedoro een rasverteller) zeer positief naar voren. Trouwens als Evert negatief schrijft laat hij de namen wel weg.
En dan blijkt er ineens oorlog te zijn. Er wordt nauwelijks geschoten, alsof de Nederlandse troepen ineens tegen een overmacht stonden en moedeloosmaar opgaven. Tjjdens de oorlog blijkt er van de voorbereidingen weinig te kloppen,worden er steeds nieuwe verdedigingslinies opgebouwd die ook niet werken. En dan zitten ze in kampen die langzaam, maar heel zeker strenger worden. Dat wordt allemaal droog, feitelijk verteld, maar daardoor juist erg indringend.
Toevallig kwam ik deze week in BKI 1987, 384-5 een recensie tegen van een boek van de militaire inlichtingendienst, Kenpeitai. L.G.M. Jaquet maakt zich daar boos over het feit dat 'het rapport is doortrokken van zelfrechtvaardiging en zelfbeklag' van de Japanners. Hij schrijft: 'Ik weet waarover ik schrijf als ik melding maak van martelingen als de buik vol met water pompen en er dan op gaan dansen, nagels uittrekken of bamboestokjes onder de nagels steken..' Vert van der Molen houdt het allemaal milder: was het om zijn Nederlandse lezers niet te zeer te laten schrikken? Blij dat het allemaal voorbij was en hij de details van verschrikking niet opnieuw wilden oprakelen?
Juist vanwege de heldere stijl en het sobere karakter een fascinerend boek.

zaterdag 7 februari 2015

Het legermuseum in Soesterberg

Op een druilerige dag in Januari 2015 gingen Paule en ik naar het legermuseum. Aanleiding was een juichend recensie over de architectuur van het immense gebouw in De Volkskrant en het is maar een kartiertje rijde.
We waren verbaasd over de immense hoeveelheid mensen. In de eerste maand schijnen er al een 150,000 bezoekers te zijn geweest. Het leger is bij velen populair.
Het terrein was vroeger afgesloten, omdat het een militair vliegveld was. Tijdens de golfoorlogen zagen we vanaf de Uithof de gigantische toestellen al laag vliegen. Kennelijk een tussenstop tussen de VS en Irak. Nu is het een compromisgebied: half een natuurgebied (dat we nog moeten gaan verkennen, groot project voor een natuurorganisatie als Staasbosbeheer of zoiets) en dus het museum.
De zijkanten zijn open, onder de Ka'aba-achtige donkere  middenschacht zijn de liften en ook de dichte expositieruimtes. Eerst maar even een impressie van de open zijkanten:niet zomaar een oude fabrieksloods, maar een moderne zeer grote en lichte ruimte, zelfs op zo'n donkere dag.

Er is ook een V2 te zien, de grote raketbom uit de Tweede Wereldoorlog.
Daarnaast is er een gesloten afdeling, grote kamers met veel videobeelden, interactieve panelen en opstellingen met oud materiaal: vooral zwaarden, ook pakken met insigned.
In de teksten wordt veel aandacht gegeven aan het geweldmonopolie dat aan de staten toekomst. Ook is er veel geschiedenis: de oude uit de Middeleeuwen (geschiedenis van fortificaties, wapens, heel veel militaire costuums, imponeermode, met voorschriften over de insignes) en de huurlingenlegers van de 17e tot de 19e eeuw. Veel aandacht ook voor de koloniale legermacht. Ook Westerling wordt redelijk zakelijk besproken. Hij is nooit veroordeeld. Na zijn Indische avonturen en grwuelijkheden was hij nog een tijdje operazanger! Hij wordt niet al te hard aangepakt. Hieronder wat bibberig de tekst:
Daar moeten we het mee doen: 'Hij trad meedogenloos op en liet zonder vorm van proces vele executies uitvoeren. Hij is een omstreden figuur'. Hij 'werd op handen gedragen door zijn mannen' dat is een heel slappe diplomatieke versie van een niet-oordeel.
We moeten nog een keer terug om te kijken hoe er ook een betje pacificsme in dit mooie gebouw kan zijn.

zondag 1 februari 2015

Moeilijke parabels

De Janskerk in Utrecht is bezig met een project van parabels. Op 1 februari hadden we Matteüs 22:1-14 ov er een bruiloftfeest waar de gasten het lieten afweten. De gastheer, een koning, stuurt de ambtenaren en politie om mensen binnen te halen. Groot feest met veel mensen dus. Blijkt ewr toch iemand te zijn die niet netjes gekleed is en die krijgt het stevig te horen. WEordt buiten gegooid 'in de duisternis. Daar geween zijn en tandengeknars.'
Daar had de predikant het wel moeilijk mee: waarom wel dat ene schaap liefdevol gezocht of die ene verloren munt? Waarom wel de verloren zoon geaccepteerd, maar niet deze man op het bruiloftsmaal?
De nadruk kwam nu wel te liggen op geroepen zijn en we zongen een prachtige versei van dat lied:
Gij die ons in het leven hebt geroepen
Gij die mijn ogen hebt geopend voor uw licht
uw woord heeft ons nieuw leven toegezegd
Dan denk ik al gauw aan ons laatste kleinkind, nog zo pril en hulpeloos.

Ik heb nog eens in mijn oude Nieuwe Testament gekeken en daar stonden stevige notities naar aanleiding van de vroegere colleges Bijbeluitleg. Het verhaal is door Matteùs aan zijn omstandigheden aangepast. Vers 7 gaat over de koning die boos is op de mensen die niet komen. Hun stad wordt in brand gestoken. Beetje bizar hier en in de marge staat dan ook (uit ca 1965!'):  "Onlogisch! Verwsoesting van Jerusalem is hier tussengevoegd."
Tussen 10 en 11 staat als notitie: 11-14 hier begint een tweede parabel. De eerste is dus gewoon dat andere gasten de stoelen mogen vullen.
Ook vers 14 als conclusie: Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren krijgt als notitie mee: dat het een toevoeging is.
Wij hoeven niet alleen aan moslims toe te geven dat wij niet de originele Jezusteksten hebben, maar aan de tijd en persoon aangepaste. Wij moeten ook zeggen, dat de bijbeltekst zoals die er nu is, voor ons geen absolute norm hoeft te zijn. Matteüs hield van allegoriseren, zei Joop Smit. Daar zien we hier een mooi voorbeeld van, maar wij moeten zijn draaiingen niet meemaken, moeten er zelf weer opnieuw een mooi verhaal van maken.

Buiten de kerk stonden de buitengeslotenen, de daklozen. Koffie te bedelen en de daklozenkrant te verkopen. Dat gaat ook gewoon door.


'S avonds kregen we nog een parabel bij de maandelijkse Bachcantate in de Geertekerk.  Het was die van Matteüs 20:1-15 over de werkers in de wijngaard (16: "laatsten zullen eersten zijn zijn" laat ik ook hier weg, als toevoegsel voor rekening van Matteüs zelf). We hadden bij de solistencantate een fantastische sopraan, Titia van Heijst. Goede inleiding van de jonge Jaap Jan Steensma. Alles is genade, is gave en het is al mooi als ik te eten heb en hoop op een mooi einde en vooral Sicherheit, Machst du's mit meinem Ende gut... Zo ging dat in de tijd van Bach. Es ist genug vor mich, dass ch nicht hungrig darf ze Bette gehn...
De afbeelding hierboven is van de Japanner Sadao Watanabe.
Nog enkele notities na afloop van de serie: bij de parabel van de vijf wijze en vijf dwaze meisjes trokken wij ons het lot aan van de vijf dwaze: zij mkomen er erg bekaaid van af, worden buitengesloten. Marieke Milder gaf er toch een mooie draai aan: waakzaam zijn is het grote thema. Niet voor je eigen bestwil, maar juist (als bij de Mensenzoon parabel: wanneer zag ik je naakt?) voor de ander. Wij fietsten naar huis en zagen het motto van de politie: waakzaam en dienstbaar. Mooie idealen!
Voor de parabel van de talenten, waar die asrme ploeteraar met maar één talent niets krijgt, is er de moderne term: Mattheus-effect voor wetenschappers (en anderen) die omdat ze beroemd zijn nog beroemder worden, omdat ze vroeger veel subsidie kregen in de prijzen blijven vallen. Moet het zo? De parabel roept eerder op tot een kritisch denken over deze vraag dan dat het een antwoord geeft.