Ahmed
Akgündüz, Ottoman Harem. The Male and
Female Slavery in Islamic Law, Rotterdam, IUR Press, 2015, 361 blz., €
25.00
Akgündüz, rector van de Islamitische
Universiteit Rotterdam, heeft een grote kennis van de Ottomaanse wereld, het
grote rijk dat in 1923 ten einde kwam. Hij verzet zich vaak tegen het kleineren
van dat grote imperium. In 2011 publiceerde hij al een Engelstalige bewerking
van een boek over 'waarheid en leugens over de Ottomaanse geschiedenis'. Dit nieuwe boek is de vertaling van een ander
boek dat hij eerder in het Turks publiceerde. Vertaalster is de Engelse Mary
Weld, die sinds haar huwelijk met Said Nursi-leerling, Mehmed Ferinci, de naam Şükran
Vahide gebruikt. Het boek heeft een sterk feitelijke, maar ook verdedigende,
apologetische strekking. Hij laat niet na te vermelden dat de Christelijke
evangelies en de brieven van Paulus de slavernij niet verbieden en dat ook
iemand als Thomas Aquinas in de 13e eeuw schreef dat 'de natuur voorschrijft
dat sommige mensen slaven moeten zijn van anderen' (86-7). Verreweg de meeste
aandacht gaat evenwel in dit boek naar de status van slaven volgens het
algemene islamitische recht, specifieke bepalingen in het Ottomaanse wettelijke
systeem en voorbeelden uit de praktijk. Blz. 143-5 geven zo een overzicht van
duizend testamenten, waarbij in 241 gevallen sprake was van bezit van slaven,
in de meeste slechts van één. Hij hekelt de overdreven Europese beschrijving
van allerlei seksuele dwang in de harem (graag beschreven als één grote orgie
in de tijd dat de Victoriaanse zeden van Europa seks onbespreekbaar maakten),
maar ook de Britse dwang om slavernij af te schaffen in de 19e eeuw. Akgündüz
is ook bekend als precies beschrijver van grote monumenten uit Istanbul,
waaronder de Hagia Sofia. Hier krijgen we mooie foto's en precieze beschrijving
van delen van het Topkapi paleis door een echte kenner. De blote dames als op
de schilderijen van Ingres ontbreken, want die zijn er alleen in de geest van
de schilder en zijn westers publiek.
Gürkan Çelik en Thijl Sunier (red.), Het Nieuwe Turkije. Europa's naaste buur in
perspectief, Delft: Eburon, 2015, 271 blz. € 19.90
Van de twee grote moslimlanden die
migranten naar Nederland brachten, komt Marokko maar zelden in het nieuws.
Alsof er niet zoveel gebeurt aan de noordwest hoek van Afrika. Maar Turkije is wel
en bijna dagelijks in het nieuws. De NTFF, Netherlands
Turkish Friendship Foundation (opgericht
door Gürkan Çelik die ook eerder de Dialoogacademie,
nu Platform INS in Rotterdam is
begonnen), gaf daar in hun pand aan de P.C. Hooftstraat te Amsterdam een serie
lezingen over, waar dit boek uit is ontstaan. De 17 bijdragen gaan bijna alle over
aspecten van de actuele politieke situatie. Alexander Groot trekt grote lijnen
in de diplomatieke relaties van 1600 tot nu. Er zijn ook drie bijdragen over
literatuur en beeldende kunst, maar de meeste bijdragen gaan over de politieke
actualiteit. Jan Jaap de Ruiter en Joost Lagendijk bespreken Erdoğan en zijn
partij in contrast met de Arabische 'lente'- landen. Froukje Santing geeft een
helder beeld van de wijze waarop de Turkse regering de banden met migranten in
Europa aanhaalt. Er is wel geen apart ministerie voor als in Marokko, maar toch
een groot 'Directoraat voor Turken in het Buitenland'. Deze heeft een 80 leden tellende adviesraad,
waar vijf in Nederland wonende Turkse Nederlanders lid van zijn. De raad werkt
vaak via Diyanet, de godsdienstige organisatie die niet alleen 142 moskeeën en
hun imams onder zijn hoede heeft in Nederland, maar ook actief is bij zoiets
als een demonstratie tegen een monument voor de Armeense holocaust in Almelo
alsook bij de verkiezingen voor het Turkse parlement. Overigens plaatst Santing
dit wel in perspectief: sinds 2001 heeft Italië 12 parlementszetels voor
'Italianen in de diaspora' en zes in de senaat (95). Thijl Sunier benadrukt dat
staat en religie in de 20e eeuw steeds een andere verhouding hebben gehad. Het
Kemalisme van Atatürk was dominant tot 1945, maar de stichting van de
religieuze Imam-Hatip scholen en de
grote trek naar de steden vallen onder Menderes die in 1960 door het leger werd
geëxecuteerd. Hij beschrijft ook de verschillen tussen Erbakan (revolte van de
oude kleine middenstand) en Erdoğan (nieuwe middenklasse). Aan economische
achtergronden van sociale en religieuze veranderingen wordt hier veel aandacht
gegeven. De NTFF is ontstaan vanuit de Civil Society Organisation van de Hizmet
of Gülenisten. Aan deze laatste wordt nauwelijks aandacht gegeven (alleen blz.
102: naast Koerden, Armeniërs, linkse Turken, Alevieten dus nog een nieuwe
groep die zich tegen Erdoğan keert). Er wordt in bijdragen van Lily Sprangers
en Paul Dekker wel sterke de nadruk op gelegd dat deze CSO de basis moeten zijn
voor een hervorming van de sociale structuur van Turkije. Uğur Ümit Üngör
vraagt aandacht voor de Armeense genocide die hij op een sobere maar heldere
manier beschrijft en ziet de positie van de Koerden als een verlengstuk ervan:
de weigering om het pluralisme van het oude Ottomaanse rijk in het moderne
Turkije op een moderne manier te accepteren. En nog veel meer. Een helder
geschreven en actueel boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten