Onlangs kwam ik een in memorian tegen voor Ghassan Ascha, gehouden bij een herdenking op 25 oktober 2006 in het Acadenmiegebouw in Utrecht.
Mevrouw Mirjam
Ascha, kinderen en verdere familie, collega’s en andere vrienden van Ghassan
Van 1988 tot
zijn recente overlijden was Ghassan Ascha docent islam bij de subfaculteit
Godgeleerdheid. Geboren in 1948 in Beirouth, groeide Ascha op in Syrië. Hij
studeerde eerst in de jaren 1970 in Damascus en daarna in Parijs. Hij
promoveerde in 1987, aan de Sorbonne in
Parijs op een stevige dissertatie over ‘de lage positie van de vrouw in de
islam’ (Paris: Harmattan 1987: Du Statut inférier de la femme en islam). Over dat boek schreef hij zelf, dat veel
hedendaagse moslims wel beweren dat de islam in de 7e eeuw een grote bevrijding voor de vrouw betekende,
maar dat dit een historisch onhoudbare stelling is. Hij noemde dat een
geschiedvervalsing. Integendeel, de islamitische voorschriften betekenen nog
steeds een beperking van vrijheden en rechten van de vrouw.
Ghassan kwam
in Utrecht in een tijd dat het thema van de objectiviteit van de
godsdienstwetenschap tegenover een veronderstelde geloofs-subjectiviteit binnen
de andere disciplines van de theologie sterk werd geaccentueerd. Hij vond dat
de godsdienstwetenschapper de rug recht moest houden tegenover soms zo
gemakkelijk gestelde claims van de theologen. Zijn strijd ging vaak tegen de
oudere en nieuwe ideologen van de islamitische tradities en zijn rug werd recht
gehouden door een groot verlangen naar een eerlijke zoektocht voor
mensenrechten.
Als docent en
wetenschapper voerde Ascha een consistent pleidooi voor een secularisatie van
de islam (en zo nodig ook van het christendom): religie als privé zaak zonder
gedetailleerde maatschappelijke voorschriften. Ascha was hierbij geen strijder
in kranten en op de barricaden, hij was eerder de precieze academicus die de
wettelijke voorschriften nauwkeurig analyseerde. Maar de grote lijn was wel die
van een uiterst kritische studie van de sjarie’a die volgens hem in zijn
traditionele vorm niet meer kon bijdragen aan de verwoording van mensenrechten.
Zijn dissertatie staat vol met boze pagina’s (bij al zijn zachtheid kon Ghassan
ook echt verontwaardigd zijn) over al die mannen die de geneugten van het
paradijs alleen maar in genoegens voor hen zelf beschreven. De dissertatie is,
net als zijn ander werk, geschreven in een zeer compacte, bondige en
zelfverzekerde stijl. De traditionelen, of fundamentalisten heten er rustig les
religieux en hen wordt gewoonweg verweten dat zijn de scholing van vrouwen
tegenhouden, alleen omdat zij bang zijn dat de vrouwen buitenshuis gaan werken
en zo het huis verlaten. (161)
In 1995 werd
de grote lijn van zijn dissertatie samengevat (om niet te zeggen ‘gestolen’)
door de agressief seculiere Indische
Amerikaan die schrijft onder de schuilnaam Ibn Warraq. Van diens boek Why I
am not a Muslim (Amherst: Prometheus Books) is vrijwel het hele lange 14e
hoofdstuk in totaal een 38 bladzijden, ontleend aan Ascha’s dissertatie,
inderdaad met de vereiste tientallen verwijzingen naar Ascha in de voetnoten,
maar dan wel zo sensationeel-hard verwoord, dat Ghassan er niet echt blij mee
was.
Als docent bij
godgeleerdheid in Utrecht breidde hij zijn grote thema nog verder uitbreidde in
een aantal artikelen en in een tweede boek dat in 1997 verscheen over de
moderne huwelijkswetgeving in islamitische landen, Mariage, polygamie et
repudiation en islam (Paris: Harmattan).
Ghassan was er
trots op dat zijn Franstalige boek uit 1997
in 2003 in Beirouth verscheen in een Arabische editie. Zo kan zijn werk
ook in die, zijn eerste wereld gelezen worden. Zijn conclusie staat ook in het
artikel dat bij deze herdenking is herdrukt: “de enige juiste manier om van het
huidige dilemma los te komen, is de koranverzen omtrent de maatschappelijke
positie van de vrouw als tijdgebonden te beschouwen. Deze verzen waren bedoeld
voor mensen in de zevende eeuw en zijn niet van toepassing tegen het einde van
de 20e eeuw.” In Lavrijsen (red.), blz. 54.
In zijn
heldere en bondige Nederlands verwoordt hij hier nog eens zijn boodschap, die
hij overigens zoveel mogelijk in een objectieve en min of meer neutrale
wetenschappelijk verantwoorde verpakking wilde aanbieden. Godsdienstwetenschap
hoeft de religie niet zijn gang te laten gaan, maar mag er een stevig
corrigerend woord over uitspreken. Als het gaat over compromisloze eerlijkheid
én academische objectiviteit, dan moeten wij daarin de boodschap van Ghassan
Ascha zien. Als, wat Donner of God verhoeden, ooit een club mensen in Nederland
de shari’a zou willen invoeren, moet dit nog steeds herhaald gaan worden of
moet hij maar terugkeren.