Het Brabants Dagblad heeft dan wel een bericht opgenomen over de Nijmeegse hoogleraar Peter Nissen als 'uit de kerk gestapt', maar een kijkje op zijn website leert ons dat hij verbonden blijft aan de Nijmeegse Effata=Dominicuskerk, maar (tevens) vriend van de Remonstranten is geworden. Dubbelop dus.
Dat is al eerder gebeurd: begin jaren 1970 was er een Groep van 18 die het proces van fusie tussen Hervormden en Gereformeerden te langzaam vonden gaan en een pleidooi hielden voor een dubbel lidmaatschap van beide kerken: dan zou het probleem opgelost zijn. Zo simpel ging het niet en het duurde 30 jaar voordat de fusie via een pijnlijke en lange bevalling voltooid werd, met als nageboorte de eigenzinnige Hersteld Hervormde Kerk.
Bij de verdediging van mijn proefschrift in 1974 nam ik een stelling op dat analoog aan die Groep van 18 ook een dubbel lidmaatschap van christendom en islam denkbaar is.
Geen exclusiviteit dus! Van Baal vergelijkt religie met sport en kunst: ook verschijningsvormen waarin heftige emoties gestalte kunnen krijgen. Zoals je van meer kunstvormen kunt snoepen en aan meer sporten kunt doen, zo kan het toch ook bij religie?
Voor het Utrechtse blad WIJS schreef ik daarvoor onderstaand stukje, vooral gericht op de financiële basis van de religieuze verbanden.
TIENDEN, DE OPLOSSING VOOR DE EUG-FINANCIËN?
In de afgelopen zomer en herfst voerde de EUG een financiële actie. Juist in die tijd gingen mijn vrouw, Paule Maas, en ik naar Oost Indonesië. We keken onze ogen uit, juist ook in arme streken, om de grote aantallen immense nieuwe kerken die daar tussen de vaak arme huisjes in staan. Het geheim? De tienden. In veel protestante kerken liggen enveloppen waarop geschreven staat: Perpuluhan milik Tuhan, ‘De tienden zijn bezit van God’. Wat je van die tienden afhaalt dat steel je van God zelf (in geld, maar ook in tijd: 10% van je tijd dien je aan God te geven, dus vrijwel dagelijks stevige gebedstijden en samenkomsten). Op zondag worden de enveloppen opgehaald. Op Ambon met een groots trompettengeschal in de kerk waar wij rondkeken. Bij de Ambonezen is er in veel huizen de gewoonte om een soort huisaltaar te hebben met een piring natzar, een geloftenbord. Daarop komt wat rijst, overblijfsel van eten (oorspronkelijk voedsel voor de voorouders), geld bij speciale geloften en dus die 10%-enveloppe. Op zondag gaat dat naar de kerk. Nederlandse zendelingen hebben heel lang tegen dat geloftenbord gepreekt, omdat het een geloof in voorouders zou continueren, maar wij zagen er nu zelfs een bij een dominee in huis. Hij was ook een sterk voorstander van die 10%. Hij had zelfs een mooie parallel met het bijbelverhaal van Adam en Eva. Die mochten van twee bomen in het paradijs niet eten, van de rest wel. Die twee bomen dat is de 10% die voor God zijn. Toen in het westelijke Atjeh de toepassing van de sjarie’a regels werd uitgeroepen in 2001, begon men zich in het oostelijke Papua te roeren. Dat is immers de enige provincie met een christenmeerderheid. Men riep daar om een wet die christelijke sjarie’a, de regels van het evangelie, als bindend voor zou schrijven voor de christenen. En natuurlijk als eerste regel: die tienden van Deuteronomium 14:22 als aparte kerkenbelasting. (Meer over deze observaties op http://relindonesia.blog-spot.com/2009_09_01_archive.html; de illustraties hier is van Paule Maas met theologe Kermerlin Ondang bij een in 2002 aangelegde bedevaartplaats met op het plateau boven de zwavelbronnen de vijf religieuze gebouwen voor boeddhisten, hindoes, moslims, protestanten en katholieken: dank dat Minahasa gespaard bleef voor interreligieuze burgeroorlogen).
In Indonesië is godsdienst geen private affaire. Iedereen moet een religie op zijn identiteitsbewijs, paspoort e.d. hebben. Zonder religie kan niet, want ‘geloof in één God’ is een van de vijf zuilen van de nationale politieke identiteit, zoals die in de grondwet is geformuleerd. Als je in een religie geboren bent, kun je zeer moeilijk veranderen. Het is eigenlijk zoiets als van sekse veranderen. Wie zich bekeert blijft toch bijv. een moslim die vroeger christen was, bijna zoals seksuele verandering door iemand meegedragen wordt. Er is dus min of meer een exclusieve en bijna onveranderlijke band met een religieuze stroming. Dat is bij EUGers wel anders: die zijn vaak naast EUG ook nog wat katholiek of doopsgezind of Taizé en shoppen meer.
Terug in Nederland hebben wij ons formulier voor de EUG-kas ingevuld. Een beetje ongemakkelijk, omdat het toch raar is om altijd rooms-katholiek te zijn geweest en dan nu bij een protestante wijkgemeente te gaan horen. Maar vooruit, je bent nu eenmaal bij de Janskerk. Die voorgestelde percentages van de PKN (van 1% voor uitkeringsmensen tot 5% bij dubbel modaal) zijn nog een erfenis van de tijd van voor 1970 toen de goede oude Hervormde Kerk de inning van de kerkelijke gelden aan de belastingsdienst overliet. Die oude staatskerk ontving in vroeger tijden een aantal salarissen vanwege de staat (zoals de roomsen overigens ook. Rond 1900 allemaal bevroren, pas afgeschaft in 1983!). De burgerlijke administratie van de gemeente registreerde ook toen nog iemands religie van geboorte, via de verhuizingen en huwelijken toe. De scheiding van kerk en staat is stapje voor stapje strikter geworden. In hoeverre is er dan ook een wezenlijk verschil tussen staatsburger zijn (overigens ook een recent begrip!) en kerkelijk lidmaatschap? Vroegen wij ons dus af in hoeverre lidmaatschap van een kerkelijke gemeente anders is dan bij de ANWB of Amnesty International, je hockeyclub of lidmaatschap van Vrienden Van Oude Muziek? In hoeverre zouden financiële verplichtingen voor zoiets als de Rotary Club of een golfclub vergelijkbaar zijn met die van de EUG? Dit lijken misschien rare vergelijkingen, maar de liturgische viering van Avondmaal/Eucharistie wordt door sommige Bijbelgeleerden vooral gerelateerd aan de Joodse sabbat-viering (de beker wijn die wij zegenen), door anderen aan clubs als Rotary waar een lezing met debat gevolgd wordt door een gezamenlijke maaltijd. Dat is het oude debat tussen Joodse oorsprong en Griekse vormgeving van het vroege christendom. Bij een golfclub of hockeyclub moeten de leden investeren in voorzieningen (speelveld, clubgebouw) en moet personeel zoals een professionele trainer en onderhoudsmensen worden aangesteld. Zo gebeurt dat ook bij de EUG. Je zou de EUG ook kunnen vergelijken met een vakbeweging of een politieke partij, maar daar liggen de parallellen toch minder voor de hand. Interessant zou het zijn de EUG te vergelijken met studentenverenigingen die ook wel eens professionals in dienst hebben (als de koks bij het studentencorps), maar die toch meer bottom up zijn terwijl de EUG meer top down studenten probeert te bereiken. Al vanaf 1970 klaagt men dat eerder afgestudeerden dan de studenten in studentenkerken actief zijn (ik heb zelf Nijmegen, Eindhoven en Leiden meegemaakt voor ik in Utrecht landde).
Oecumene heeft twee gezichten: van eenheid en van vernieuwing. Eenheid is het ‘conservatieve’ gezicht want de vernieuwers moeten de pas inhouden en zich wel houden aan hen die aan oude tradities gehecht zijn. Toen de Rooms-Katholieke Kerk zich door een besluit van aartsbisschop Eijk zich formeel terugtrok uit de EUG is het debat over de positie en het format van de EUG tussen twee klippen doorgegaan. We zijn geen onafhankelijke, geheel zelfstandige en vrije gemeente geworden. Daarvoor waren de banden met bestaande kerken toch te sterk. Er is geen avondmaal/eucharistie als er geen geordineerd ambtsdrager van een grote kerk aanwezig is (dat hangt dus niet af van de aanwezige gelovigen zelf, maar van die ambtelijke erkenning. Kennis van Grieks en Hebreeuws bij protestanten, ongehuwd zijn bij de roomsen). Anderzijds gedraagt de EUG zich toch in veel details vrij ten opzichte van orde van dienst en kleinere bepalingen van die grote kerken.
Er is een hoge en een lage kerkleer (ecclesiologie heet dat bij de theologische academie). In de hoge kerkleer is men door doop lid van een uitverkoren volk, van het lichaam van Christus van een priesterlijke natie. In de lage kerkleer vergelijkt men het kerkelijk aanbod, zoals de consumentenbond de garagehouders, banken en faciliteiten van vakbonden kan vergelijken. Bij de financiële acties is er weinig gesproken (tenminste niet in de kringen die ik heb gehoord) over het karakter van de Janskerk-gemeente. Waar lijken we op? We zijn niet evangelikaal en kerkelijk onafhankelijk als die religieuze ondernemer Erik Munneke, maar komen wel voort uit kerken waar we ons wat ongemakkelijk in voelden. Nu hebben we iets tussen het mooie begin van het Koninkrijk Gods en een geschikt vervulling van de behoefte aan religieuze instructie en beleving.
Bij de zaterdagse domconcerten komen meer mensen dan bij de zondagdiensten. Zij worden nu ook gemaand om 5 euro te betalen. Net zoveel als gevraagd wordt bij de vesper van de vierde zondagavond in de Janskerk. Van zo’n bedrag kan de EUG niet van leven. Het zal wel ergens tussen die 5 euro en die tienden in blijven steken! – Karel Steenbrink
maandag 17 mei 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten