Het best geschreven was het verhaal van Joris van der Does, zoon van de beroemde humanist, stichter van de Leidse Universiteitsbibliotheek (Doesa-zaal!), Janus van der Does. Hij was van 1596-8 in Konstantinopel, waar hij de Griekse oudheden, maar vooral de Grieks-orthodoxe kerken en kloosters bezoekt. Maar hij beschrijft ook de moslims. Hieronder een klein citaat en afbeelding:
Toen ik te Constantinopel kwam was het vastentijd bij haar. De opzieners van de tempels gaan op hoge torens staan, roepende het volk met een luide stem vijfmaal daags vijfmaal daags tezamen en hangen fakkels of lichten aan de kerken. Den gehelen nacht brengt men dan door met kostelijke maaltijden te houden. Als de vastendagen uit zijn wordt het Paasfeest met grote gereedschap en bravaden gevierd. De jongelingen en mannen rechten verscheiden spelen aan tot tijd-kortinge. Wij zagen op dien tijd een monnik, die niet omgord gelijk de onze, maar geringd was. Daar is ook een muphti, die bij haar ’t zelve gezag heeft, dat den Paus bij de Christenen. De Bassaens [= pasja’s] [23] zijn de oversten van het rijk en staan alleen onder de Keizer. Zij houden voor vast dat een vrouw van een man niet kan aangezien worden zonder begeerte tot haar, en dienvolgende ook niet zonder zonde. Hierom werden zij zo scherp thuis bewaard, dat zij zelfs uit geen venster op straat mogen zien. En die de straat betreden houden zij voor hoeren, alhoewel zij zo bedekt gaan dat men haar aangezicht geenszins kan bekennen. Het zoude een Christen zijn leven kosten, zoo hij met een Turkse vrouw spraak hield, of ten minste zoude hij de dood met groot geld moeten afkopen.
Een tweede was het verhaal van een zekere Adriaen de Vlaming uit Dordrecht die met zijn vrouw de bedevaart maakte naar Jeruzalem. Weinig spectaculair.
De 3e afdeling was een vertaald reisverslag van een gezant van de Portugese koning Emanuel IV. Er komt ook een reis in voor naar Perziè, Armeniè en andere exotische landen. Dat alles nar een bezoek aan Jeruzalem. Na terugkeer in Jeruzalem zien zij (na betaling van een aardige som geld):
Ze komen weer terug in Jeruzalem, waar ze horen dat er nog iemand in leven is, die al leefde ten tijde van Jezus, ze krijgen van de Soedaen een consent dat ze die man mogen gaan zien. Het koste wel 20 dukaten om die toestemming te krijgen. Veel ijzeren deuren werden open gemaakt.
De man blijkt naakt te zijn, alleen bedekt door haar. Hij zegt niets, vraagt alleen af en toe 'of die man met dat kruis nog een keertje langskomt'. Raar verhaal, zoals er hier zoveel in staan.
In hetzelfde boek als 4e de vertaling van de autobiografie van Nicolaas Clenard (= Cleynaerts, 1495-1542) die bekend was als schrijver van een handige methode om Grieks te leren, maar van de universiteit van Leuven naar Salamanca, naar Portugal, uiteindelijk naar Granada reisde, vooral om Hebreeuws en Arabisch te leren. Hij kocht in Granada een geleerde slaaf, gevangen gemaakt: die leerde hem arabisch. Hij reisde ook naar Fez, op zoeken naar handschriften, had problemen maar kon weer terug komen in Spanje, waar hij toch nog op (te) jonge leeftijd stierf. Hij had een boek over de islam willen schrijven, vooral om de (ex-)moslims in Spanje te gaan bekeren, maar wie weet toch vooral uit verlangen naar kennis.
Boeiende figuur en dat is dus allemaal voorlopig orienterend werk voor dat spannende CMR-project, waardoor je heel andere werken gaat lezen.
Het boek zelf heet volledig: (afkomstig uit de Rijssenburg-bibltioheek)
Dordrecht
1651 voor Vinçent Caeymacx
Geen opmerkingen:
Een reactie posten