Afgelopen zondag waren we bij de 85e verjaardag van Koos Waardenburg. Nog altijd een man met een bulderstem, maar de richting is hij door de Alzheimerziekte kwijtgeraakt. Hij wordt in Amersfoort liefdevol verzorgd.
Ik sprak er met vrienden van de familie die helemaal diep gedoken zijn in de orthodoxie, de Griekse variant van het christendom, die alsmaar de rijke erfenis van de vroeg-Byzantijnse rijk herleeft: de grote concilies, de grote dogma's. Al snel komt dan het gesprek op het triniteitsdogma. En ook natuurlijk op de moslimvariant daarvan, weergegeven in de tekening hieronder.
Deze afbeelding is uit Douwe Rinkes, "Abdoerraoef van Singkel, Bijdrage tot de Kennis van de Mystiek op Sumatra en Java. Dissertatie uit 1909, Leiden, blz. 111.
Dit is de islamitische variant van de neo-platoonse emanatieleer. God is de Ene, maar vindt het niet leuk, zo alleen. 'Ik was een verborgen briljant en wilde bewonderd, gekend en bemind worden.' Dat is een zogeheten hadith qudsi een uitspraak van God zelf, niet in de Koran, maar in de 2e bron, de Overleveringen. Dus heeft God zichzelf gekend als kenner. Dat zijn de drie ontwikkelingen in God zelf: de nog onverdceelde, daarin de Kenner, dan de Gekende. Augustinus gebruikt dit beeld ook wel voor de Triniteisleer.
Pas daarna komt een beeld, een plan en de realisatie van de wereld uit God, die erop uit is om terug te keren naar het begin.
Vanuit Oerknal weer terug naar het begin? Het is een aardig systeem, dat in de oude Hellenistische wereld bij Joden, Christenen en later dus ook bij Moslims veel aandacht kreeg. Maar of het nu nog werkt als idee? Misschien nog wel. Vanuit een Spinozistisch natuurbeeld als Deus sive Natura is het toch een aardige bijdrage.
Een echte triniteit werd het bij Moslims natuurlijk niet, want die is afgewezen.
In dit kader ben ik ook op de website gekomen van Lucas Sturkenboom: www.lucascleophas.nl en daar staan naast veel samenvattingen over de rijke, maar voor mij vaak toch wat stoffige en onkritische orthodoxe traditie, ook discussies over nog steeds actuele onderwerpen als bijvoorbeeld suicide.
zaterdag 21 maart 2015
vrijdag 13 maart 2015
Een nieuwe Koran uit Maartensdijk
Er zijn al aardig wat vertalingen van de Koran in Nederland. Klassiek is sinds 1956 die van J. H. Kramers. Beetje ouderwets, plechtige taal van de Statenbijbel. Wel met aardig wat voetnoten en verhelderingen. In 1989 kwam het prachtige werk van Fred Leemhuis, zowel de Arabische tekst als een vertaling in modern Nederlands, zelfs ‘alledaags’ genoemd. Dit is een vertaling zonder voetnoten. Om in één boek te passen zijn het wel kleine letters geworden op volle bladzijden. Een groep rond Sofjan Siregar was het op punten niet met deze vertaling eens en produceerde in 1996 de Edele Koran, uitgegeven door ICCN, Islamitisch Cultureel Centrum Nederland, Scheldestraat in Den Haag. Meer islamitische vertalingen waren of kwamen beschikbaar: van de Lahore én de Qadian-takken van de Ahmadiyyah beweging. Naast de ‘Kinderkoran’ van Kader Abdullah (sterk verkorte versie, half navertelling) kwam er een belangrijk werk van de IUR, Islamitische Universiteit Rotterdam in 2013, De Levende Koran onder leiding van Özçan Hıdır, Fatif Okumuş en Moesa Hoek. ICCN en IUR hebben er (als alle serieuze vertalingen van moslimzijde), de Arabische tekst bij staan. Nu is er dus nog een vertaling bijgekomen van Eduard Verhoef, geleerde dominee, die lange tijd de gemeente Maartensdijk bediende. Hij begon vijftien jaar geleden met een doorlopende lezing van Koranverzen in de maand Ramadan. Hij vond geen vertaling helder en modern genoeg en maakte daarom zijn eigen vertalingen. Dit is gegroeid tot deze nieuwe vertaling.
Het boek is zonder voetnoten of andere middelen bij de
lezing. De inleiding is ook erg summier gehouden. De tekst is wel prettig groot
en ruim gedrukt, terwijl het niet zo dure boek wel een stevig gebonden formaat
heeft. Verhoef schrijft in de inleiding wel, dat begeleidende noten onmisbaar
zijn ‘voor een geschrift uit een ver verleden’. Maar dat zou hem te veel tijd
gekost hebben en het moet hiermee eerst maar gebeuren. Toch staan er wel ‘extra
verklaringen’ in de ‘vertaling’. Soera 97,1 is bij Leemhuis: Wij hebben hem neergezonden in de nacht van
de beslissing. Dat is bij Verhoef geworden: Zie, Wij hebben de Koran in de nacht van de beslissing doen neerdalen.
De mogelijkheid die ooit is voorgesteld om dit te zien als de neerdaling van
Jezus als Gods Woord in de kerstnacht, is hier uitgesloten. De Arabische tekst
kun je tegenwoordig horen, met weer een andere Nederlandse vertaling op http://www.dekoraan.nl/. Maar in druk is
deze nieuwe vertaling duidelijk de prettigste om te lezen. En de verschillen in
vertaling: 5:48 leest hier Als God had
gewild, had Hij u tot één volk gemaakt. Maar Hij wilde u op de proef stellen
met wat Hij u heeft gegeven. Wedijvert in goede werken.
Eduard Verhoef, De
Koran. Heiligboek van de Islam, Maartensdijk: Uitgeverij Verhoef, 2015, 319
blz., € 19.90De Westermoskee: een Turks Drama, gespeeld met Hollandse Rijzangen
Kemal Rijken is de zoon van een Nederlandse moeder en een
Turkse, zeer seculiere, ‘Kemalistische’ vader. Hij schreef (na een boek over
Sinti en Roma in Nederland) een adembenemende geschiedenis van de hoop,
plannen, tegenstand, strijd en vooral schimmige en vaak niet consistente bureaucratie
en politiek over de Westermoskee in Amsterdam. Zijn verhaal begint met de komst
van Turkse gastarbeiders in de jaren 1960, en daarmee in de jaren 1980 de Milli
Görüş (= Vaderlandse gedachte) beweging, eerst in Amersfoort. In Amsterdam is
Üzayir Kabaktepe, eigenaar van een reisbureau, actief in het jongerenwerk,
eerst via een radiozender, vanaf 1989 ook in een Milli Görüş jongerenbeweging,
die probeert een (betere) moskee in hun wijk te krijgen. Het kopen van een kerk
mislukt en dan wordt het in 1993 een voormalige garage, een groot terrein met
loodsen en kantoren. Er moet bodemsanering komen, bestemmingsplannen moeten
veranderen, de stadsdeelraad wil echt niet meewerken en stelt allerlei andere
locaties voor. De moskee moet kleiner, er moeten woningen op het terrein
bijkomen, waarvoor (van origine katholieke) woningbouwvereniging Het Oosten al
dan niet moet meewerken. Er zijn allerlei strubbelingen binnen Milli Görüş
zelf, vooral als de tweede belangrijke persoon, Haci Karacaer een functie
krijgt als voorlichter van Milli Görüş Amsterdam. Hij spreekt veel over
integratie, is bij een herdenking van vervolgde homo’s en zo komt een verschil
van mening binnen de vereniging zelf aan het licht. Er is ook een ‘ingreep’
vanuit de leiding van Milli Görüş in Keulen en dan wordt vanaf 2006 Fatih Üçler
Dağ de belangrijkste bestuurder. Als Kabaktepe is hij een man die lijkt
miljoenen te kunnen toveren, die dan ook ineens kunnen verdwijnen. Een soort
Simsalabim spel. De grond van de Riva garage was gekocht, maar daarmee het geld
ook op (dat blijkt trouwens heel vaak op en tekort te zijn): de grond wordt aan
de gemeente verkocht en zo is er wel geld voor de bouw, maar nog geen
vergunning. Het wordt een soap met vele ontwikkelingen: tussen 2010-2012 worden
de apartementen uiteindelijk door de woningbouwvereniging gebouwd en dan is er
in 2013 een veel goedkoper plan, en toch geld genoeg om de moskee te gaan bouw,
die nu aan de buitenzijde gereed is en wellicht einde dit jaar in gebruik zal
worden genomen.
Het duizelt je af en toe van de namen en weer nieuwe
mensen in het ingewikkelde proces, dat nooit saai wordt en steeds verrassingen
heeft. Mag dat wel, dat de gemeente die grond kocht en uitleent? Dat is met
kerken vroeger ook wel vaak gebeurd en het meeste recent met
voetbalverenigingen die via zulke constructies met hun stadions konden
overleven. De imams en wat er in feite aan gebed, troost, bezinning en
discussie over de aard van moslims in de Nederlandse maatschappij gebeurt, dat
alles komt minder op de voorgrond. Het gaat meer over de juridische en
financiële ontwikkelingen en die zijn ingewikkeld genoeg. Het mooiste en meest
spirituele portret is wel dat van Jan Beerenhout (239-248) een zoekende tiener
nadat zijn vader was overleden en zijn moeder alsmaar zei: ‘Wat heb ik misdaan
dat God mij zo gestraft werd.’ Als 14-jarige ging hij naar allerlei kerken,
priesters, dominees, naar een rabbijn en hindoetempel, totdat hij in de
Moebarak-moskee van de Haagse Ahmadiyya-moslims heldere antwoorden ontving. Hij
werd ambtenaar voor religieuze zaken van de gemeente Amsterdam en zo heeft hij
een brugfunctie. Beerenhout figureert nauwelijks in de Milli Görüş zelf. Hij
staat in een van de zes ‘oneven hoofdstukken’, die vanaf het begin een
parallel-boek vormen over de religieuze ontwikkelingen in Nederland en vooral
Amsterdam sinds de Beeldenstorm van 1566. De Joodse synagoges van Amsterdam
rond 1660, de komst van Hernhutters in de jaren 1730, de emancipatie van
verboden stromingen als de katholieken, remonstranten en doopsgezinden (mooi
verhaal over de Krijtbergkerk aan de Singel in Amsterdam, rond 1880), bouw van
de Vrije Universiteit en de Katholieke Universiteit Nijmegen. Alsof er rond het
Griekse drama van de Westermoskee een koor van commentatoren staat, die het
allemaal min of meer in de ontwikkelingen van de langere vaderlandse geschiedenis
plaatsen. Voor Rijken is het moeizame proces rond de Westermoskee een gewoon symptoom van het feit dat de
emancipatie van joden, katholieken en moslims plaats vindt ‘door middel van hun
religie, waarbij de bouw van kerken, scholen, organisaties en verenigingen een
middel was om het einddoel te bereiken.’ (292) Al het gedoe, ruzies, de vele
rechtszaken die nog steeds doorlopen, ook zelfs tussen de drie belangrijkste
Turkse leiders, horen daar nu eenmaal ook bij. Een boek geschreven met een
vlotte pen, humor, zonder cynisme, net zo mooi als de Westermoskee zelf moet
gaan worden. Nu al een waardig monument! – Kemal
Rijken, De Westermoskee en de
geschiedenis van de Nederlandse godsdienstvrijheid, Amsterdam: Atlas
Contact, 2014, 317 blz. € 24.99
zaterdag 7 maart 2015
Het atheïsme belezen door Wil van den Bercken
Mijn (oud-)collega Wil van den Bercken is historicus en Slavist. Hij doceerde Russische geschiedenis in Utrecht. Vanuit een eerste studie filosofie en theologie (niet afgemaakt) bij de Franciscanen in Venray bleef hij veel belangstelling houden voor religie en zo werd hij ook hoogleraar Oosters Christendom in Nijmegen.
Hij schrijft goed, puntig, geestig en was een geliefd comlumnist toen er nog een gedrukt Utrechts Universiteitsblad was.
In 2003 schreef hij al een venijnig boekje Tegen de religieuze behaaglijkheid over de 'essentie van religie'. Hij heeft twee fantastisch muzikale dochters, maar heeft zelfs niet veel met muziek. Niet met de sonore bassen van de Byzantijns-orthodoxe liturgie (opgeklopt, allemaal te lange liturgie, en dan in die potsierlijke jurken met hun kronen), wel met de oude ikonen, maar verder is religie toch vooral zingeving en ethische stimulans. Hij was ook de editor voor een boek over Tussen Professie en Confessie: Wat geloven theologen? (Budel:Damon, 2008; ik schreef er zelf ook een hoofdstuk voor).
Nu heeft hij zijn mooiste boek in deze trilogie geschreven: Geloven tegen beter weten in.
Het kleine boek (160 kleine bladzijden, uitgeverij Balans, 2014) benadrukt bijna op iedere bladzijde dat geloven een eigen logica heeft, tegen de rede in of in ieder geval buiten de rede om gaat en ook mag gaan. Het is in de klassieke zin vooral negatieve theologie (die over God schrijft wat God niet is), maar dan over de gelovige zelf. Over God staat er eigenlijk niet veel in absolute uitspraken in, de focus is op de zieleroerselen van de gelovige en daar vooral ook wat er allemaal niet is: geloven is geen rationele conclusie, is geen esthetisch gevoel, is ook geen ethische prikkel of wereldverbetringsinstinct, al helemaal geen folklore of fantasie. Geloof als institutie, middel om macht over geld en andere mensen te hebben is ook fout of minstens niet echte religie.
In hoofdstuk 3 vond ik op een frisse manier toch wel een aantal echos van de traditionele vijf godsbewijzen: gevoel van geschapenheid, ethisch onvolmaaktheidsbesef, verlangen naar ultieme rechtvaardigheid (blz. 48).
Het christendom is her en der bijna vanzelfsprekend als de hoogste vorm van religie aangenomen. Blz. 32 geeft hoog op van de Psalmen 'specifiek Bijbelse genre, verder niet te vinden in de Oudheid', waarbij ik toch wel meteen dacht aan de oud-Egyptische hymnen van Echnaton, die veel gemeen hebben met de Psalmen.
Humanisme en humanisten krijgen er her en der ook van langs: ze willen teveel geloven in de natuurlijke goedheid van de mensen en die is er echt niet: de humanistische paradox.
Als Slavist heeft Wil een lange geschiedenis van kennismaking met atheïstische propaganda en 'wetenschappelijke weerlegging van religie', maar daarnaast ook grote liefde voor de Russische auteurs, met name Dostojevski, waarover zijn laatste grote wetenschappelijke boek ging. Dit wordt helemaal en op een uitbundige manier opgevoerd in het stevige vijfde en laatste hoofdstuk, waarin een grote rij van moderne publikaties worden besproken van modern uitgesproken atheïsten, met Herman Philipse, Richard Dawkins en Stephen Hawking als belangrijkste auteurs. Hij gaat vooral in op hun vaak belachelijk karikaturale beschrijving van geloof. Over Philipse blz. 117: 'Hier staat de filosofische eruditie van Philipse in schril contrast met zijn theologische en exegetische kennis.' Hawking mag een briljant kosmoloog zijn, maar met zijn simplistische opmerking dat 'filosofie dood is' heeft hij ook het complexe filosofische en psychologische vraagstuk van de vrije wil afgeserveerd (143).
Van den Berckens eigen 'geloofsbelijdenis' schrijft vooral wat hij niet gelooft: 'een bewijsbare god zou resulteren in een onvrij geloof. En zo'n geloof is in strijd met zowel de menselijke autonomie als de goddelijke souvereiniteit.' (152. En twee bladzijden verder, dat christelijk geloof een appèl aan de mens is : 'om zijn zelf gecreëerde filosofische comfortzone te verlaten, en de intellectuele en ethische uitdaging van het godsbesef aan te gaan.' Dan toch maar veel zingen misschien? Of iedereen dat op zijn eigen manier laten doen?
Op blz. 113 noemt hij vijf giganten van geloofsdenkers op. Pascal, Kierkegaard, Dostojevski, Bart en Bonhoeffer. Barth sprak over God als de ganz Andere en Bonhoeffer over leven etsi deus non daretur/ Dat klopt wel.
Bij Wil thuis hangt boven de eettafel een prachtige moderne afbeelding van Franciscus van Assisi. Gisteren ben ik mijn fototoestel vergeten, dus moet ik daarvan een andere keer een opname maken.
En wat gebeurt er: wil stuurt de foto van de icoon van Margarita Malinovskaya zelf op. Vooral tussen vogels en bloemen!
Hij schrijft goed, puntig, geestig en was een geliefd comlumnist toen er nog een gedrukt Utrechts Universiteitsblad was.
In 2003 schreef hij al een venijnig boekje Tegen de religieuze behaaglijkheid over de 'essentie van religie'. Hij heeft twee fantastisch muzikale dochters, maar heeft zelfs niet veel met muziek. Niet met de sonore bassen van de Byzantijns-orthodoxe liturgie (opgeklopt, allemaal te lange liturgie, en dan in die potsierlijke jurken met hun kronen), wel met de oude ikonen, maar verder is religie toch vooral zingeving en ethische stimulans. Hij was ook de editor voor een boek over Tussen Professie en Confessie: Wat geloven theologen? (Budel:Damon, 2008; ik schreef er zelf ook een hoofdstuk voor).
Nu heeft hij zijn mooiste boek in deze trilogie geschreven: Geloven tegen beter weten in.
Het kleine boek (160 kleine bladzijden, uitgeverij Balans, 2014) benadrukt bijna op iedere bladzijde dat geloven een eigen logica heeft, tegen de rede in of in ieder geval buiten de rede om gaat en ook mag gaan. Het is in de klassieke zin vooral negatieve theologie (die over God schrijft wat God niet is), maar dan over de gelovige zelf. Over God staat er eigenlijk niet veel in absolute uitspraken in, de focus is op de zieleroerselen van de gelovige en daar vooral ook wat er allemaal niet is: geloven is geen rationele conclusie, is geen esthetisch gevoel, is ook geen ethische prikkel of wereldverbetringsinstinct, al helemaal geen folklore of fantasie. Geloof als institutie, middel om macht over geld en andere mensen te hebben is ook fout of minstens niet echte religie.
In hoofdstuk 3 vond ik op een frisse manier toch wel een aantal echos van de traditionele vijf godsbewijzen: gevoel van geschapenheid, ethisch onvolmaaktheidsbesef, verlangen naar ultieme rechtvaardigheid (blz. 48).
Het christendom is her en der bijna vanzelfsprekend als de hoogste vorm van religie aangenomen. Blz. 32 geeft hoog op van de Psalmen 'specifiek Bijbelse genre, verder niet te vinden in de Oudheid', waarbij ik toch wel meteen dacht aan de oud-Egyptische hymnen van Echnaton, die veel gemeen hebben met de Psalmen.
Humanisme en humanisten krijgen er her en der ook van langs: ze willen teveel geloven in de natuurlijke goedheid van de mensen en die is er echt niet: de humanistische paradox.
Als Slavist heeft Wil een lange geschiedenis van kennismaking met atheïstische propaganda en 'wetenschappelijke weerlegging van religie', maar daarnaast ook grote liefde voor de Russische auteurs, met name Dostojevski, waarover zijn laatste grote wetenschappelijke boek ging. Dit wordt helemaal en op een uitbundige manier opgevoerd in het stevige vijfde en laatste hoofdstuk, waarin een grote rij van moderne publikaties worden besproken van modern uitgesproken atheïsten, met Herman Philipse, Richard Dawkins en Stephen Hawking als belangrijkste auteurs. Hij gaat vooral in op hun vaak belachelijk karikaturale beschrijving van geloof. Over Philipse blz. 117: 'Hier staat de filosofische eruditie van Philipse in schril contrast met zijn theologische en exegetische kennis.' Hawking mag een briljant kosmoloog zijn, maar met zijn simplistische opmerking dat 'filosofie dood is' heeft hij ook het complexe filosofische en psychologische vraagstuk van de vrije wil afgeserveerd (143).
Van den Berckens eigen 'geloofsbelijdenis' schrijft vooral wat hij niet gelooft: 'een bewijsbare god zou resulteren in een onvrij geloof. En zo'n geloof is in strijd met zowel de menselijke autonomie als de goddelijke souvereiniteit.' (152. En twee bladzijden verder, dat christelijk geloof een appèl aan de mens is : 'om zijn zelf gecreëerde filosofische comfortzone te verlaten, en de intellectuele en ethische uitdaging van het godsbesef aan te gaan.' Dan toch maar veel zingen misschien? Of iedereen dat op zijn eigen manier laten doen?
Op blz. 113 noemt hij vijf giganten van geloofsdenkers op. Pascal, Kierkegaard, Dostojevski, Bart en Bonhoeffer. Barth sprak over God als de ganz Andere en Bonhoeffer over leven etsi deus non daretur/ Dat klopt wel.
Bij Wil thuis hangt boven de eettafel een prachtige moderne afbeelding van Franciscus van Assisi. Gisteren ben ik mijn fototoestel vergeten, dus moet ik daarvan een andere keer een opname maken.
En wat gebeurt er: wil stuurt de foto van de icoon van Margarita Malinovskaya zelf op. Vooral tussen vogels en bloemen!
Abonneren op:
Posts (Atom)