zaterdag 7 maart 2015

Het atheïsme belezen door Wil van den Bercken

Mijn (oud-)collega Wil van den Bercken is historicus en Slavist. Hij doceerde Russische geschiedenis in Utrecht. Vanuit een eerste studie filosofie en theologie (niet afgemaakt) bij de Franciscanen in Venray bleef hij veel belangstelling houden voor religie en zo werd hij ook hoogleraar Oosters Christendom in Nijmegen.
Hij schrijft goed, puntig, geestig en was een geliefd comlumnist toen er nog een gedrukt Utrechts Universiteitsblad was.
In 2003 schreef hij al een venijnig boekje Tegen de religieuze behaaglijkheid over de 'essentie van religie'. Hij heeft twee fantastisch muzikale dochters, maar heeft zelfs niet veel met muziek. Niet met de sonore bassen van de Byzantijns-orthodoxe liturgie (opgeklopt, allemaal te lange liturgie, en dan in die potsierlijke jurken met hun kronen), wel met de oude ikonen, maar verder is religie toch vooral zingeving en ethische stimulans. Hij was ook de editor voor een boek over Tussen Professie en Confessie: Wat geloven theologen? (Budel:Damon, 2008; ik schreef er zelf ook een hoofdstuk voor).
Nu heeft hij zijn mooiste boek in deze trilogie geschreven: Geloven tegen beter weten in.
 Het kleine boek (160 kleine bladzijden, uitgeverij Balans, 2014) benadrukt bijna op iedere bladzijde dat geloven een eigen logica heeft, tegen de rede in of in ieder geval buiten de rede om gaat en ook mag gaan. Het is in de klassieke zin vooral negatieve theologie (die over God schrijft wat God niet is), maar dan over de gelovige zelf. Over God staat er eigenlijk niet veel in absolute uitspraken in, de focus is op de zieleroerselen van de gelovige en daar vooral ook wat er allemaal niet is: geloven is geen rationele conclusie, is geen esthetisch gevoel, is ook geen ethische prikkel of wereldverbetringsinstinct, al helemaal geen folklore of fantasie. Geloof als institutie, middel om macht over geld en andere mensen te hebben is ook fout of minstens niet echte religie.
In hoofdstuk 3 vond ik op een frisse manier toch wel een aantal echos van de traditionele vijf godsbewijzen: gevoel van geschapenheid, ethisch onvolmaaktheidsbesef, verlangen naar ultieme rechtvaardigheid (blz. 48).
Het christendom is her en der bijna vanzelfsprekend als de hoogste vorm van religie aangenomen. Blz. 32 geeft hoog op van de Psalmen 'specifiek Bijbelse genre, verder niet te vinden in de Oudheid', waarbij ik toch wel meteen dacht aan de oud-Egyptische hymnen van Echnaton, die veel gemeen hebben met de Psalmen.
Humanisme en humanisten krijgen er her en der ook van langs: ze willen teveel geloven in de natuurlijke goedheid van de mensen en die is er echt niet: de humanistische paradox.
Als Slavist heeft Wil een lange geschiedenis van kennismaking met atheïstische propaganda en 'wetenschappelijke weerlegging van religie', maar daarnaast ook grote liefde voor de Russische auteurs, met name Dostojevski, waarover zijn laatste grote wetenschappelijke boek ging. Dit wordt helemaal en op een uitbundige manier opgevoerd in het stevige vijfde en laatste hoofdstuk, waarin een grote rij van moderne publikaties worden besproken van modern uitgesproken atheïsten, met Herman Philipse, Richard Dawkins en Stephen Hawking als belangrijkste auteurs. Hij gaat vooral in op hun vaak belachelijk karikaturale beschrijving van geloof. Over Philipse blz. 117: 'Hier staat de filosofische eruditie van Philipse in schril contrast met zijn theologische en exegetische kennis.' Hawking mag een briljant kosmoloog zijn, maar met zijn simplistische opmerking dat 'filosofie dood is' heeft hij ook het complexe filosofische en psychologische vraagstuk van de vrije wil afgeserveerd (143).
Van den Berckens eigen 'geloofsbelijdenis' schrijft vooral wat hij niet gelooft: 'een bewijsbare god zou resulteren in een onvrij geloof. En zo'n geloof is in strijd met zowel de menselijke autonomie als de goddelijke souvereiniteit.' (152. En twee bladzijden verder, dat christelijk geloof een appèl aan de mens is : 'om zijn zelf gecreëerde filosofische comfortzone te verlaten, en de intellectuele en ethische uitdaging van het godsbesef aan te gaan.' Dan toch maar veel zingen misschien? Of iedereen dat op zijn eigen manier laten doen?
Op blz. 113 noemt hij vijf giganten van geloofsdenkers op. Pascal, Kierkegaard, Dostojevski, Bart en Bonhoeffer. Barth sprak over God als de ganz Andere  en Bonhoeffer  over leven etsi deus non daretur/ Dat klopt wel.
Bij Wil thuis hangt boven de eettafel een prachtige moderne afbeelding van Franciscus van Assisi. Gisteren ben ik mijn fototoestel vergeten, dus moet ik daarvan een andere keer een opname maken.
En wat gebeurt er: wil stuurt de foto van de icoon van Margarita Malinovskaya zelf op. Vooral tussen vogels en bloemen!


Geen opmerkingen: