Amos Oz was vorige week bij een TV programma en daarom las ik zijn recente boek Judas. Het is een goed leesbaar boek met heel verschillende verhaallijnen. Een jonge student, in verwarring vanwege een verliefdheid die afbrak, gaat niet verder met een project over 'Joodse opvattingen over Jezus', maar wordt een mantelzorger voor een oude en gehandicapte sociale denker, die in nauw verband stond met Sjealtiël Abarnabel, tegenstander van een joodse staat en voorstander van samengaan met Arabieren, tegenstander van David ben Goerion. Als haat en oorlog het begin is van een joodse aanwezigheid, dan wordt het nooit vrede met de omgeving.
Dat zijn de twee belangrijkste verhaallijlen (of debatten) in het boek. Daartussen loopt nog een romantische lijn van een verhouding tussen een dochter van Abarnabel en de student. Is zij de figuur op de omslag? Wie zou het anders moeten zijn? Omslag is al een raadsel en veel in het boek ook.
De Jezus-vraag wordt uiteindelijk een vrij onderzoek naar Judas: de enige die vrijwel gelijktijdig met Jezus stierf, wilde sterven. Hij wordt hier gesuggereerd als de man die de dood van Jezus orchestreerde. Jezus had niets met Jeruzalem, wilde er niet komen, maar Judas, geschilderd als vertrouwd met priesters, waarschijnlijk iemand binnen dat circuit, wilde Jezus daar juist wel hebben, tot zuivering en redding.
Maar als Abarbanel was hij een verrader, zoals zoveel mensen die compromissen sluiten. (317-321)
Hoofsstuk 47 (331-347) is een emotionele Judas die bij het sterven van Jezus op het kruis is en zich dan ophangt aan de vijgeboom die Jezus enkele dagen eerder heeft vervloekt: heel veel bijbelgegevens in een fantastische nieuwe contaxt zonder enige historische basis. Steeds is Jezus wel een man die praxchtige wonderen doet en een zeer sympathieke warme en liefdevolle leer verkondigt. Wat zou er trouwens gebeurd zijn als de Joden hem wel hadden geaccepteerd als vernieuwer? Zou het Jodendom dan een echt grote wereldgodsdienst zijn geweest?
Mooi voorbeeld van deze fictie over Judas op 188-18: 'Uiteindelijk verrichtte de charlaten uit Galilea al zijn provinciaalse wonderen in afgelegen plaatsen, voor de ogen van een publiek van onwetende boeren die gemakkelijk in allerlei toverkunsten en hekserij en goocheltrucs geloofden. Judas Iskariot trok daarom vodden aan, liep naar Galilea, zocht en vond Jezus en zijn gezelschap en sloot zich bij hen aan. Al snel lukte het hem om vriendschap te sluiten met de mensen van de sekte, een groep mensen in gescheurde en versleten kleren die achter hun profeet aan van dorp tot dorp liepen. Judas raakte ook heel goed bevriend met Jezus zelf. Door zijn helder verstand en doordat hij zich voordeed als een vurige gelovige stond hij Jezus als gauw zeer na, werd hij zijn vertrouwensman ... de enige van hen die niet uit Galilea kwam en geen arme boer of visser was.'
Het boek hangt van dramatische en suggestieve debatten aaneen, vooral over de aard en oorsprong van de joodse staat die er eigenlijk niet had moeten komen, nu een wangedrocht is. maar hoe dan anders? Amos Oz schildert eerder een eeuwenlang probleem, nu in een acute moderne setting dan hij oplossingen wil geven. De student Sjmoeël Asj praat eindeloos met de teleurgestelde seculiere oude heer, socialist Gersjom Wald, maar veel meer dan een probleemstelling komt er niet.
Ik las (of liever/beter 'ik keek het totnutoe alleen in') nog een ander boek van/over een oude heer: Anton Wessels over Joden, christenen en moslims. Veel bijbelteksten, hernomen in een andere setting in de Koran, maar vaak met een continuë boodschap. Dat terwijl jonge moslims in Parijs en Brussel de wapens ter hand nemen en laten schieten. De verzen en woorden halen dan weinig uit. Dus wat mogen die mooie historische en geleerde uitlegkundige betogen over oude verhalen nog doen? We zijn er in de jaren 1960 mee begonnen: de mooie parallellen tussen Bijbel en Koran, maar is het te gekunsteld, te gemakkelijk, te zeer gebaseerd op oude teksten en niet op moderne ervaringen? Amoz Oz beschrijft in ieder geval de moderne problemen goed en kan ze in zijn spel met Jezus en Judas niet oplossen. Bij Wessels bekruipt mij het gevoel dat er een eindeloos debat plaats vindt als van Abarbanel en Gersjom Wald, dat het daarbij, helaas, voorlopig blijft. Bij dromen van mooie idealen, waarbij de dromer uiteindelijk zelfs als een verrader wordt beschouwd.
En verder: we weten allemaal wel dat de religieuze ideeën maar een kleine rol spelen in de verhouding tussen de diverse groepen. Mangunwijaya zuchtte over Indonesië dat er 'teveel religie in het land was en dat zoveel maar te gemakkelijk religieus werd geïnterpreteerd'. Dan maar minder religie dus?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten