zondag 29 april 2018

Het Zonnelied in Indonesische modus

Wij zijn momenteel bezig een verhuizing naar een kleinere bewoning voor te bereiden. Veel dingen moeten weg. Daaronder ook bijgaande batik-doek, die ik medio jaren 1980 in Yogyakarta heb laten maken op thematiek van het Zonnelied van Franciscus. In Midden-Java bestaat voor kleine groepen de gewoonte om een avondmaalsdoek te hebben: men gaat op de grond zitten voor een viering, waar de brood en wijn op de doek worden geplaatst.
Aan een man die zulke doeken maakte hebben wij toen gevraagd om een afbeelding met het Zonnelied van Franciscus. Bij Pater Cletus Groenen, die toen bij ons in de buurt woonde, heb ik fragmenten van de originele tekst gehaald. De schepping wordt hier afgebeeld als een werk van de regenboog: die scheidt de droge aarde van de zeeën waarin allerlei fantasiedieren zitten. Sora Luna, Morte Corporale wordt uitgebeeld door de bamboe (Papringan, waaroonder niets kan groeien, is symbool van de dood, net als de gier. Toeval wilde dat wij ook op de Jalan Papringan 26 woonden). God is als het ware als een sultan met de eerbiedig buigende staf uitgebeeld. Goed Katholiek mochten de wijnranken en de korenaren toch ook niet ontbreken. Sore Luna en Frate Sole zijn wel verwisseld, maar dat doet geen afbreuk aan de afbeelding.
Het is een afbeelding van stevig formaat: 153x94 cm. Te groot voor ons nieuwe huis en wij zoeken een goede bestemming. We komen het gratis brengen als we het idee hebben dat de nu wel wat verflauwde afbeelding (natuurlijke verfstoffen houden hun krachtige kleur niet zo lang) zich er thuis zal voelen.
 
Al spoedig kwam er een liefhebber: zuster Paula Suwartini van de Clarissen in Megen wilde het graag hebben en zij kreeg het dus ook. We zijn naar het kloosterstadje gegaan, waar de zusters in 1721 kwamen, verdreven uit Boxtel door het leger en de administratie van de Nederlandse Republiek. Op de ruïnes van het oude kasteel bouwden ze hun klooster waar ze nu nog met 17 zusters wonen. Redelijk ruim zo te zien.

Zuster Paule geeft meditaties over het Zonnelied en heeft er nu dus een Indonesische batik bij.

Een ridder in Zuidland: Huub Lems

Koningsdag is 27 april en daags er voor is het lintjesregen. Huus Lems uit Zuidland, de financiële duizendpoot bij de missionaire tak van de Protestantse Kerk in Nederland, PKN, werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Lems was de motor en organisator van een groot Protestants Ziekenhuis in Minahasa, en na terugkeer in Nederland beheerder van de financiële tak van zendingsactiviteiten in een krimpende kerk, die veel fondsen voor ontwikkelingswerk kon en kan aantrekken. Ik heb bij meerdere projecten met hem te maken gehad: zowel binnen- als buitenlandse fondsen, stichtingen en geldschieters weet hij te vinden en al hij bij een activiteit moeilijkheden heeft, blijft hij doorzoeken. Hij heeft persoonlijk een goed hart en grote belangstelling voor de missionaire geschiedenis.
De eerste initiatiefnemer voor de onderscheiding was ook zo'n historisch geïnteresseerde, Dr. Jaap van Slageren (vooral betrokken bij geschiedschrijving over Cameroun).
Specifiek probleem bij zo'n uitreiking is wel, dat de laureaat geen vermoeden mag hebben van de onderscheiding. Zijn zoon had hem dus naar een fotograaf gelokt onder het voorwendsel dat het een vrije dag was op school en dat de kinderen met opa en iedere verder op de foto moesten. Dat gebeurde vlak bij het stadhuis, waar ze vervolgens terecht kwamen. In het midden op de foto Jaap van Slageren, de initiatiefnemer. links een zich zeer blij en verraste Huub Lems.

Zuidland ligt bijna onder de rook van Rotterdam, op het eiland Tholen. Maar het voelt wel helemaal Zeeland, stevig verwijderd van de drukte van de Randstad. Lems ziet dat de bibliotheek van het vroeger onafhankelijke opleidingsinstituut voor zending, het Hendrik Kraemer Instituut, al is verplaatst naar de Universiteit Utrecht, heeft persoonlijk aandacht willen geven aan het erfgoed van de zending: allerlei kunstwerken, van etnologisch interessante foto's en voorwerpen tot christelijke kunst uit de oude missiegebieden. Het oude familiepand in het hart van Zuidland, is daarvoor aangekocht en nu ingericht als museum en Erfgoedcentrum voor de Protestante Zending. Boven het huis in traditionele stijl en daaronder een schilderij van de intocht van Jezus in Jeruzalem. Zo te zien in Balinese stijl. Kan Lems na zijn koemnde pensionering dit er nog mooi bij doen, mét een aardig aantal vrijwilligers.

woensdag 25 april 2018

Geld van God

Er is wat ophef over geld en God. Nu gaat het vooral over subsidies die ultra-orthodoxe moslims, vooral uit Saudi-Arabië, Koeweit en Qatar geven aan salafistische moskeeën in Nederland. Er zouden 'lijsten' van donaties zijn. 10% van de moskeeën zou om buitenland geld hebben gevraagd. Politieke partijen stellen beperkende wetgeving voor. Maar de Christenunie is gereserveerd. Terecht: Seegers was zelf voor de zending in Egypte werkzaam en zal best aardig wat Westers geld voor Koptische christenen aldaar hebben doorgesluisd.
In Indonesië is het zo dat conservatieve moslims ook gemakkelijk geld kunnen krijgen uit die landen in het Midden-Oosten. Liberale moslims doen ook graag een beroep op Cordaid, Ford Foundation, Adenauer-Stiftung. Zo gaat het geld van God naar de verschillende stromingen toe.
In 1978 heeft de Indonesische regering al een keer geprobeerd greep te krijgen op de religieuze liefdadigheid, via buitenlands geld. Toen was er een debat waar het precies over ging: sommigen suggereerden dat het een beperking van de christelijke missionaire activiteiten betrof, omdat er tegelijk een beperking op visa voor buitenlandse religieuze predikers kwam, westerse missionarissen dus Maar anderen suggereerden weer dat de maatregel juist tegen de fundamentalistische moslims was. In feite kwam er van die financiële beperkingen weinig terecht: fundamentalistische moslims halen het geld liever contant uit hun zak bij bezoeken, terwijl de banken gewoon geld konden blijven overmaken. Een hoop gedoe toen, maar er kwam geen effectieve controle.

In 1970-1 deed ik mijn veldonderzoek voor een dissertatie over islamitische internaten, Pesantren, in Indonesië. Kiai Imam Zarkasji van de Pesantren van Gontor vertelde mij, dat hij eind jaren 1930 van de gouverneur van Oost Java, Charles van der Plas, geld had gekregen voor de bouw van de eerste moskee van zijn instelling, waar het Arabisch én het Engels de voertalen waren, omdat naast de Islam ook de moderne (=westerse) wereld moest worden bestudeerd. Het geld haalde Van der Plas uit de grote loterij voor de planters van Oost-Java. Nu is gokken en ook een loterij voor moslims verboden. Maar Zarkasji accepteerde het geld graag: als het dan haram was bijeengebracht kon het toch maar het beste op een religieus gezien te accepteren wijze gebruikt worden. Iedereen heeft dus ook wel weer zijn eigen sturing voor dat noodzakelijke goedje.

zaterdag 21 april 2018

Een oorlogsgod en zijn maatje?

Gisteren waren we bij een concert van Holland Baroque samen met een grote bezetting van Capella Amsterdam. Er stonden twee werken op het programma: te beginnen met de 35 minuten van de bizar virtuoze zetting van Psalm 110 (in de Vulgata 109) van Georg Friedrich Händel (uit 1707, de Romeinse periode, toen hij 22 was. Dus ongeveer de leeftijd van Bach toen die Christ lag in Todenbanden en zelfs al iets ouder dan Fauré toen die zijn succesnummer Cantique Antique schreef.
Het tweede werk was een werk uit 1740 van de Händel-bewonderaar William Hayes, The Fall of Jericho.
Hayes had van het nogal oorlogszuchtige verhaal van die ondergang alleen de nette en lieflijke stukken overgenomen. Niets dus over het feit dat alleen de gastvrije hoer Rachab met haar familie gespaard bleef, verder iedereen uitgemoord, alle buit verbrand, niets stiekem meegenomen. Deel III is eigenlijk een lofzang op de macht van de muziek, die kan troosten en kalmeren (David bij de krankzinnige of demente koning Saul) en dus ook een stad veroveren. Er waren twee bescheiden trompetten, en alles was eerder lieflijk dan verschrikkelijk. Zelfs de poster van Holland Baroque en zeker die van Gustave Doré zijn heel wat verschrikkelijker.

Tijdens de pauze en na afloop hebben we ons met meerderen verbaasd over de tekst van Psalm 110 die op vrijwel alle grote feestdagen als eerste wordt gezongen bij de Vesperdienst en dus heel veel in de muziek te vinden is.
De protestante berijming gaat ook zo:
De Here God heeft tot mijn heer gesproken
zit aan mijn rechterhand. Ik houd gericht.
Ik zal uw vijand slaan, tot hij gebroken
als voetbank aan uw voeten nederligt..
De koning is ook priester ('in de orde van Melchisedek') maar lijkt toch vooral oorlog te voeren en vijanden te verslaan, 'hoofden zal hij verpletteren', zelf of de Oorlogsgod doet dat voor hem. "Heers te midden van uw vijanden": het lijkt wel geschreven voor het huidige Israël te midden van Palestijnen, Hizbollah en andere vijanden in het Midden Oosten.
Als je de nieuwe en vrije vertaling van Oosterhuis open slaat krijg je meteen de reden te lezen waarom de psalm zo populair is: het gaat niet om een echte koning, maar om jezus, de Christus:
Zit aan mijn rechterhand.
Heden ben jij geboren
uit de schoot van het licht
om te zijn tot zegen
alle volken der aarde.
Ooit in mijn Zonnelichtstad
zal jij tronen deemoedig
wanneer de laatste vijand
neerligt aan je voeten.
Ja, zonder herinterpretatie kun je deze tekst nu toch maar moeilijk zingen. En dat is al heel lang zo.
Overigens haalde Oosterhuis het Hodie genui te... Heden ben jij geboren (vooral voor 1e Kerstdag!) uit Psalm 2. Daar zet hij het weer anders neer:
om mijn heelal te hoeden
heb ik jou heden verwekt.
Het kan een timmermanszoon 
een tentenmaker een tollenaar zijn
een koningin 
of een poetsvrouw.
Allemaal mooi actualiseringen die we meer nog misschien dan die mooi en overdonderende muziek nodig hebben.
En dan dat laatste vers: Hij drinkt onderweg uit de beek, daarom zal hij zijn hoofd opheffen, is dat ook niet door Teresa van Avila gezegd: De noche iremos, de noche que para encontrar le fuente. Solo le sed nos alumne. Afijn, hier zijn we al weer ver van de oorlogsgod.

zaterdag 7 april 2018

Rokjesdag

De laatste weken, maanden zelfs, was het te druk, hectisch zelfs om op de blog te schrijven. Er waren niet alleen te veel zieken, ernstig zelfs, in de familie. Wij besloten ook om te gaan verhuizen van het huidige grote huis naar een appartement. De boeken vooral moesten een nieuwe plek vinden. We hebben er meer dan duizend naar de IUR gebracht, de islamitische universiteit van Rotterdam. Maar dan 3000 staan nu in ruim 120 dozen om naar Indonesië te gaan via het LDI, Library Development Indonesia programma. Daar kunnen theologische faculteiten in Indonesië boeken mee krijgen. Wat Nederlandse bronnen naar het kerkhistorisch instituut in Jakarta, verder vooral naar een samenwerking van christelijke en islamitische instellingen in Banjarmasin. De boeken gingen één voor één door mijn handen.
Soms had ik het gevoel dat Mitsuo Nakamura beschreef: zijn promotor zei hem dat hij wel voor tien dissertaties in zijn eerste onderzoek materiaal had meegebracht. Zoveel boeken waar ik nog veel over had kunnen schrijven. Maar dat hoeft niet meer te gebeuren. Er is voorlopig genoeg geschreven. De boeken staan nu klaar om verstuurd te worden.

Van zoveel kasten zijn er nog 8 voor ons zelf overgebleven. de komende weken gaat de rest weg. Persoonlijke documenten hebben we ook nauwelijks bewaard: daar hoeft allemaal geen nadere studie over verricht te worden. het belangrijkste heb ik al aan KITLV, de Indonesische collectie in de Leidse Universiteitsbibliotheek gegeven. In de 51 dozen in het midden zitten gemiddeld zo'n 40 boeken, 20 kilo. In de 69 archiefdozen, onderste foto, gaat zo'n 6-7 kilo, dus een 15 boeken. Alles bijeen een ruime 3000  boeken.
Maar: vandaag was het rokjesdag, de eerste warme dag, boven de 20 graden en zonnig. En daarom een zonnige foto want wij hebben een verleden toch ook wel even van ons afgeschud, weg vrij voor nieuwe dingen. We konden in de vroege avond buiten eten, in onze tuin. Het glas geheven dus! En zo de rest van de mensheid een goede santé, gezondheid toewensend!