vrijdag 1 mei 2009

Om de Koran heen gelopen: Bespreking van Mulder cs voor BEGRIP


NIEUWE AANVAL VAN DE WESTERSE GELEERDEN OP DE ISLAM?
OF GEWOON EEN INTERN DEBAT TUSSEN (VOORAL) DUITSE GELEERDEN

Sinds enige tijd verschijnen er een aantal kritische studies over de komst en de eerste jaren van de islam. Mohammed zou helemaal niet bestaan hebben, de Koran zou verschillende auteurs hebben en oorspronkelijk in het oud-syrisch zijn samengesteld. Er verscheen een hele serie artikelen in het Dagblad TROUW. Die zijn nu samengesteld in een dik boek. Is dit een nieuw groot complot tegen de islam? Prof. Karel Steenbrink las het en kwam tot de conclusie dat het allemaal wel meevalt. De drieste collega’s in Duitsland krijgen weinig steun van hun collega’s en er wordt vooral degelijk en serieus ondeerzoek naar de islam gedaan.

Na twintig grote artikelen in het dagblad Trouw hebben we nu een stevig boek over het onderwerp van Meindert Mulder en Thomas Milo. Het geheel leest alsof je naar een Steven Spielberg en zijn Indiana Jones zit te kijken. Allerlei korte suggesties dat het allemaal heel anders gegaan is, dat er schokkende ontdekingen gaan gebeuren. Een echt avonturenboek. Een niet zo heel erg bekende professor uit Saarland (daar hadden ze toch die steenkoolmijnen?) heeft een aantal zakken met papieren/beschreven geitevellen gekregen in Jemen. Liefst 35,000 grote stukken! En allemaal de echte oudste Koranteksten. Dit zal de wereld van de Islam, eigenlijk de hele wereld gaan schokken. De vondst was al in 1972, Professor Gerhard Puin werd erbij betrokken tussen 1981 en 1985. Nu is er nog nauwelijks iets over gepubliceerd. Schollend? De vondsten bleken nog aanzienlijk minder sensationeel uit te pakken dan die van Qumrān of Nag Hammadi, die veel boeiende informatie brachten, maar echt het beeld van de oude religie (in dit geval het christendom) niet ingrijpend hebben veranderd. Enkele stukjes van de Koran blijken in Jemen in een andere volgorde te staan. Puin lanceerde ook een theorie, dat de Koran allereerst schriftelijk is vastgelegd, niet eerst mondeling overgeleverd. Omdat het Arabisch schrift nog niet zijn definitieve vorm had, minder puntjes, waardoor bijvoorbeeld een –b- en –t- er hetzelfde uitzagen, was die vroege tekst minder precies. Maar, als zoveel of bijna alle zaken in dit boek blijkt het allemaal niet zo zeker te zijn. 35 jaren na deze ‘sensationele vondsten in Jemen’ zijn er nog altijd weinig concrete gegevens over. Waar ligt dat aan? Puin ging in 2004 met pensioen en de vakgroep Arabisch is gesloten. Er is slechts een enkele publicatie van nauwelijks 5 pagina’s over de ‘vondsten’ en het eerste stuk van het boek is dus nogal teleurstellend.
In de marge hiervan is er een beschrijving van de lotgevallen van een veelbelovend Koran-inderzoek uit de periode 1920-1940 in München. Van 450 oude Korans werden films verzameld en op basis van deze oudste handschriften wilde een instituut aan de Beierse universiteit een vergelijkend onderzoek instellen. Onderzoekers stierven, voor en vooral in de 2e Wereldoorlog, het instituut werd gebombardeerd. Lange tijd ging men er van uit dat de filmpjes verloren waren gegaan. Rond 1990 werd door niemand minder dan de hoogleraar Arabisch van München, Spitaler (1901-2003, emeritaat in 1978) evenwel toegegeven, dat hij de filmpjes nog in huis had. In 2007 heeft de Freie Universität Berlin geld beschikbaar gesteld voor het project Corpus Coranicum, een studie over de oudste handschriften van de Koran, onder leiding van Prof. Angelika Neuwirth en Dr. Michael Marx. Niet alleen de bronnen van de Koran worden in dit boek omstreden verklaard, het geeft ook af en toe een wrange kijk in de westerse academische wereld: zoveel Arabisten, die allemaal de waarheid wisten!
De tweede persoon die nogal sensationeel wordt aangediend is een Libanees die in Duitsland woont en werkt en schrijft onder de naam Christoph Luxenberg. Hij neemt aan dat de Koran aanvankelijk vooral samengesteld en gebruikt is in het Aramees-Syrisch, de taal van de christenen uit de niet-Byzantijnse gebieden van het gebied tussen Turkije en de Perzische golf. Veel wat lastige Arabische woorden worden via het Aramees-Syrisch toegelicht. Resultaat? Voorlopig nog niet erg concreet. Het meest opwindende is wel de vertaling van het Koranische hoeris niet door knappe dames die de martelaren opwachten in het paradijs, maar witte druiven.
Een derde en vierde geleerde maakten het verhaal voor mij aanzienlijk boeiender. Dat zijn muntendeskundige Volker Popp en kerkhistoricus Karl-Heinz Ohlig. Zij zetten de eeuwenlange strijd tussen Perzië en Byzantium/Griekenland centraal. Die strijd bereikte een hoogtepunt in 602-614 (grote overwinning van de Perzen, tot en met verovering van Jeruzalem, Heilig Kruis als buit) en 622-628 (Byzantijnen slaan terug, heroveren Jeruzalem, overwinnen bij een grote veldslag in de Kaukasus en een in Noord-Irak). Beide partijen komen verwakt uit de strijd en een derde partij loopt met de winst weg: de Arabische stammen, misschien die van Midian en de Negev, maar vooral die her en der in Perzië als enclaves waren weggesaneerd bij eerder Perzische volksverhuizingen. Zij nemen van binnenuit het Perzische Rijk over. Zij zijn wel christelijk, maar van andere signatuur dan de bekende Nestorianen of Monofysieten van Syrië. Ohlig noemt hen dan ook maar oud-gelovigen. De Oemajjaden die tussen 660-750 in Damascus regeren, zijn eerst nog oud-gelovige christenen, maar in het debat met ‘andere christenen’ ontwikkelen zij zich tot een heel andere religie, de Islam. Cruciaal hierbij is de bouwer van de koepelrots in Jeruzalem Kalief Abd al-Malik. Het corpus van teksten van deze ‘oud-gelovigen’ wordt uiteindelijk de Koran. Jezus noemden zij onder meer ‘de geprezene’ of Muhammad, en daar is later een aparte persoon van gemaakt. Hoe? Dat is helaas onbekend. Zo gaat dan ook weer een interessante visie bij gebrek aan stevige gegevens de mist in.
Een eerste probleem bij Popper/Ohlig is al dat in de Koran de figuren van Mozes en Abraham veel belangrijker zijn dan die van Jezus. Hoezo de Koran als een voortzetting van oud-gelovige christenen als Jezus wel in de Koran staat, maar toch slechts een ruime 90 verzen, dus hoogstens 1.5% van de tekst inneemt? En Mozes veel belangrijker is?
Ik heb het boek in één adem uitgelezen. Misschien ook wel omdat ik de belangrijkste boeken hierover al had gelezen: de twee dikke delen van Ohlig, het boek van twee Israëlische archeologen Yehuda Nevo and Judith Koren, en al heel wat van Wansbrough en Patricia Crone. We moeten grote bewondering hebben voor de heldere en soepele taal waarin hier een tiental jaren van vooral Duits Islamonderzoek wordt weergegeven. Veel van de doldrieste meningen worden door de auteurs zelf al afgeserveerd. Ze gaan er van uit dat veel andere theorieën het ook niet houden. Na een sterk geborneerd begin, waarin ze er van uitgaan dat ze wel stevig materiaal hebben om het de moslims heel moeilijk te maken, worden ze wat soepeler en omzichtiger naar het einde van het boek. Maar: ze tonen geen enkel gevoel voor de kracht van de Koran zelf. Ook de persoon van Mohammed verklaren ze tot een mistige en nagemaakte figuur, soms op basis van bijbelse modellen, dan weer van het Zoroastrianisme. Maar wie, die de Koran ooit echt heeft leren genieten, zou ervan uit kunnen gaan dat dit een gemaakt brouwsel van allerlei teksten is, uit allerlei bronnen afkomstig? Een niet een weerslag van levendige polemieken rond een centraal them en centrale figuur, maar een brave liturgische compilatie? Angelika Neuwirth, de leidster van het serieuze project dat uit deze academische chaos is voortgekomen, pleit er dan ook voor, dat we ons op de tekst van de Koran concentreren. Al die andere theorieën zijn mooi, maar de Koran is veel beter, krachtiger en die kan deze rimram van historische feitelijkheid en speculatie best hebben.
Voor de eerste generatie van de kritische westerse geleerden (1977-1990) tonen deze auteurs weinig begrip. Over Patricia Crone schrijven ze dat ze helaas minder kritisch is geworden, de islam wél in Arabië en niet in Perzië of Jordanië ziet ontstaan, dus afvallig is van het kritische beginsel van de veelkleurige stroming die hier steeds ‘revisionisme’ wordt genoemd (dus: herziening van de traditionele islamitische en westerse visie). Over John Wansbrough schrijven ze eigenlijk alleen maar dat zijn boeken zo moeilijk te begrijpen zijn. Maar juist Wansbrough deed al wat Neuwirth nu ook nog bepleit: bestudeer de Koran als een aparte tekst, de basistekst en dat is toch de basis. En bovendien: neem ook de geschiedschrijving over Mohammed als een ‘evangelie’, als een tekst met een bedoeling die verder boven oude of moderne historische feitelijke juistheid uitgaat. Alleen zo kun je de echte religieuze bedoeling van die auteurs op het spoor komen. Nu worden toch heel veel vragen gesteld vanuit een plat-historische vraag naar Wie es eigentlich gewesen ist.. Wie weet, zullen enkele van de vele theorieën in dit boek de toets der tijd overleven, maar de tekst van de Koran zelf is zeker de belangrijkste en die stond, helaas, in dit boek maar zijdelings in de belangstelling. En die is toch de echte bron van de Islam. En zal dat ongetwijfeld zo blijven.– Karel Steenbrink
Eildert Mulder & Thomas Milo, De omstreden bronnen van de Islam, Zoetermeer: Meinema, 2009, 438 blz. € 25.00

Geen opmerkingen: