Na een week grote steden, gingen we op woensdag 20 juni eerst naar Vila Real en het daarbij gelegen dorpje Mateus, waar een Palacio ligt dat het centrum van de rosé wijn is. Wij hadden nu wel genoeg barok, protserigheid e.d. gezien en hebben een paar flessen gekocht, koffie gedronken en zijn op suggestie van de cafe-baas een autotocht gaan maken door de Douro-vallei, de wijngaarden en de mooie uitzichten. We hadden een fantastische lunch in een goed restaurant genoten op een lokatie waar je ook in Koblenz of zoiets kon wanen.
Vandaar gingen we naar Mangualde in een hotel op een hoge heuvel waar ook al weer zo'n klimkerk is gebouwd, Sanctuario Senhora do Castelo. Omdat ik van de Bom Jesus geen beeld heb opgenomen, hieronder een van de trappen van Mangualde. Denk er niet te licht over: dat is een hele klim.
De kerk van Mangualde is traditioneel Portugees: grijs graniet en daartussen grote witte vlakken. Het is hier alleen echt druk rond 8 september, Maria Geboorte, maar er was een goede cafetaria en een nog beter restaurant waar we twee avonden goed hebben gegeten en Portugese cognac gedronken, CR&F. Begint met iets als Carvalho en dan weten ze het daar wel. We zagen er Portugal ook weer winnen bij het EK voetbal.
Donderdag 21 ook geen (of slechts enkele) kerken, maar een tocht en wandeling door de hooggelegen, koele bergen van de Serra Estrella. Je kijkt in blijvende verbazing naar grote hoeveelheid kleuren van de mossen op die rotsen. Namiddag bij het zwembad, lezen!
Onder meer gelezen hier van Gerrit Komrij, Achter de bergen: helemaal geschreven voor dit lege en traditionele deel van Portugal.
Ik las er ook Bilangan Fu van Ayu Utami in de mooie vertaling van Maya Liem. Meer daarover op de Engelstalige blog, zie http://relindonesia.blogspot.com.
Vrijdag 22 juni naar Castelo Branco, een allleraardigst wit bergstadje met kasteel-ruïne. De bisschoppen hebben in de 18e eeuw een prachtige tuin laten aanleggen, die nu weer in alle pracht (en met wat nieuws, onder andere een extra vijver en fontijn) wordt gerestaureerd. Ook hier weer opsommingen in de beelden: 4 seizoenen, 4 kerkvaders, 12 maanden, 3 theologische en 4 kardinale/filosofische deugdem e.d. Hun eigen portretten, ook die van alle koningen van Portugal. Die tevens koning van Spanje waren (1580-1640) zijn voor straf klein gehouden.
Zaterdag 23 juni reden we verder naar de zuiden, via het binnenland en zelfs dicht bij de Spaanse grens. Schitterend was het vestingstadje Marvao, op bijna 1000m. hoogte. Een sjiek hotel, VVV, museum, postkantoor en toch maar 85 permanente bewoners.
Estremoz is groter, erg warm daar, met een tegenvallende keramiekmarkt, weer een kolossaal Franciscanenklooster, nu militaire kazerne, witte huisjes, burcht.
We kwamen in de namiddag na veel zoeken bij ons hotel in Evora, ook zo'n prachtig stadje met witte huisjes, straatjes waar de auto zich (bijna) vastreed en we dan weer terug moesten. Lopen gaat dan wel heel goed. De Jezuïeten hebben hier rond 1590 al een grote universiteit gebouwd, waar mooie azulejos zijn. De boeken hebben het dan ook over een rijke oude humanistische stad. Het Deventer van Portugal, maar met eindeloos veel mooie kerken en herenhuizen. En heel apart: de 12 pilaren van een oude tempel voor Diana nog intact naast de imposante kathedraal.
Op de foto hierboven nog een klein beetje klooster en kathedraal. Maar die zetelkerk is zo mooi dat die meer verdient.
Zondag 24 juni zijn we via Lissabon naar Setubal gereden. In Lissabon hebben we de twee laatste 3sterren bezienswaardigheden gezien: het museum van oude kunst en het Gulbenkian.
Het museum van oude kunst, Arte Antiga, is het oude paleis van Pombal en als gebouw al fantastisch geschikt, om daar de geest van de schepper van het centrum van Lissabon te voelen. Bovendien heeft men daar het beste van de kloosters die in 1833 zijn gesloten, uitgestald: de bekoring van de Heilige Antonius door Jeroen Bosch, misschien wel zijn meest opzienbarende surrealistische werk. Er is de 'Nachtwacht van Portugal', een verering van de Heilige Vincentius, een schilderij met allerlei royalty en geestelijkheid in zeer persoonlijke stijl. Verder veel classicistische bla-bla, lange tijd heel belangrijk in Portugal.
Het Gulbenkian is een groot kunstcentrum: tuin, theater, bibliotheek en museum van de privé collectie van een rijke oliehandelaar, Armeniër die in Parijs in een groot paleis woonde en in vier categorieën verzamelde: Oud-Egypte, Perzië en Midden-Oosten, Verre Oosten (vooral China) en Europa van late Middeleeuwen tot 1900. Alleen maar topstukken. Ze hadden in een Getty van Oxford terecht moeten komen, maar toen confisceerden de Engelsen zijn aandelen in Iraakse olie. Gulbenkian stierf rond 1955 en zijn zaakwaarnemer begon in 1960 met dit centrum in Lissabon. Er zijn fotos te over op internet.
Maandag 25 gingen we naar twee burchten uit de islamitische periode: Palmala en Sesimbra. Echt mooi, vooral Palmala, maar geen duidelijke islamitische restanten. Dinsdag 26 zijn we naar Troia gegaan, een landtong die vanuit Setubal goed te bereiken is en een prachtig strand heeft. Dat was nodig, want verder was het met 40 graden echt te heet.
Ten slotte: wat hebben we geleerd van Portugal en de Portugezen? koloniale glorie, maar dat is lang geleden. Salazar wordt nauwelijks meer genoemd. Er was ook niet zo'n conflict als in Spanje tussen Franco en de communisten. In het algemeen wat zouteloos? Wat flauw, zeker introvert, geen harde stakers of demonstranten. Beetje flegmatisch, nuchter, als Engelsen en Nederlanders? Wel heel veel moois gezien en een genoeglijke reis gehad.
zondag 1 juli 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten