dinsdag 31 juli 2012

Sura 66 Tahriem: verbieden

Ik kreeg vorige week (eindelijk) een aantal exemplaren van de engelse vertaling van De Jezusverzen in de Koran zodat ik die nu her en der kan gaan weggeven. Stuur maar een mail als je exemplaar wilt hebben!
Al kijken in het boek viel me sura 66 op: na wat gedoe bij de echtgenotes van de profeet komt dan Maria als de ideale vrouw naar voren. Daarom dat hoofdstuk nu ook hier.


Strikt genomen hoort 66:12 niet tot de Jezusverzen omdat alleen Maria hier vermeld wordt, en dan nog wel alleen op het einde, in vers 12. Het vers is echter te apart om hier zonder meer overgeslagen te worden. Het grootste deel van de soera bespreekt een affaire die wij nu tot het privé leven van de profeet zouden rekenen. Soedewo zet er dan ook als titel boven: ‘De huiselijke betrekkingen van de profeet’.
De tekst van de eerste vijf verzen luidt als volgt:

66:1 O profeet! Waarom verklaar jij verboden wat God heeft toegestaan om je vrouwen tevreden te stellen? God is vergevend en barmhartig.
2 God heeft voor jullie bepaald hoe jullie je eden moeten ontbinden. God is jullie beschermer en Hij is de wijze, de wetende.
3 Toen de profeet aan een van zijn echtgenotes in vertrouwen een gebeurtenis meedeelde en zij het toch verder vertelde en God het hem openbaar maakte, maakte hij het deels bekend en liet het deels onvermeld. Toen hij het haar meedeelde zei zij: ‘Wie heeft dat aan jou meegedeeld?’ Hij zei: ‘De wetende, de welingelichte heeft het mij meegedeeld.’
4 Als jullie je beiden berouwvol tot God wenden, dan waren jullie harten afgedwaald. Maar als jullie beiden elkaar berouwvol bijstaan tegen hem, dan is God zijn beschermheer en Gabriël, en verder zullen de rechtschapen gelovigen en de engelen ook bijstand verlenen.
5 Als hij zich van jullie scheidt zal zijn Heer hem misschien wel andere echtgenotes, die beter zijn dan jullie, voor jullie in de plaats geven, vrouwen die zich aan God overgeven (muslimaat), die gelovig, berouwhebbend, dienend en vastend zijn, die al eerder getrouwd geweest zijn of die nog maagd zijn.

Vers 6-8 geeft hierop aan de gelovigen algemene aansporingen om zich tegen het kwaad te weren of om berouwvol te zijn. Vers 9 is een aansporing rechtstreeks aan de profeet om zich te weren tegen de ongelovigen en de huichelaars. In vers 10 worden dan de vrouw van Noach en de vrouw van Lot als een slecht voorbeeld vermeld (volgens deze traditie werd niet alleen de vrouw van Lot, maar ook Wahila, vrouw van Noach als ongelovige getroffen door de natuurramp). In vers 11 wordt de vrouw van Farao (die op de hand van Mozes was en tegen haar echtgenoot) tot goed voorbeeld gesteld aan de gelovigen. Dan volgt in vers 12 de lof van Maria.

66.10 God heeft voor hen die gelovig zijn de vrouw van Noach en de vrouw van Lot als een voorbeeld gegeven.
Zij stonden onder de hoede van twee van onze rechtschapen dienaren,
Maar zij hebben hen verraden.
Dus hadden zij tegen God geheel geen baat van hen en er werd gezegd:
‘Gaat beiden met de anderen het vuur binnen.’
11. God heeft voor hen die gelovig zijn de vrouw van Farao als een voorbeeld gegeven toen zij zei:
‘Mijn Heer, bouw voor mij bij U een huis in de tuin
en red mij van Farao en wat hij doet
en red mij van de mensen die onrecht plegen.’
12 En Marjam, de dochter van ‘Imraan die haar eerbaarheid bewaarde.
Toen bliezen Wij er iets van Onze Geest in
En zij geloofde de woorden van haar Heer en Zijn boeken;
Zij behoorde tot de onderdanigen.

De kern van vers 12 komen we elders bij de Jezusverzen ook tegen. In 3:33 wordt Maria ook dochter van Imraan genoemd,[1] terwijl in 21:91 in gelijke termen over het bewaren van haar eerbaarheid wordt gesproken. De 2e regel vinden we ook in 21:91 op Maria toegepast. Deze 2e regel wordt verder op drie plaatsen (15:29, 38:72 en 32:9) van de mens in het algemeen of van de eerste mens bijzonder vermeld. Maar dat Maria’s zoon met de Geest verbonden is staat ook in 5:110, 2:87 en 2:253. Voor de 3e regel staan parallellen in 3:39 en 45 en in 4:171. De 4e regel wordt ook letterlijk zo in 3:43 op Maria toegepast.
Uit de structuur van de soera is wel duidelijk dat de vier vrouwen van 10-12 als groot voorbeeld worden gegeven aan de echtgenotes van de profeet die in 1-5 als oorzaak van niet nader genoemde problemen worden vermeld. Wat is de achtergrond van deze problemen?
In de belangrijke verzameling van Boechari van gezegden van de profeet en zijn metgezellen (hadiets) vinden we zes teksten over deze eerste verzen van soera 66. De eerste komt van Ibn ‘Abbas, bekend Koranuitlegger van de 1e generatie gezellen van Mohammed: ‘Als iemand tegen zijn vrouw zegt: ‘Jij bent verboden voor mij’, dan moet hij een zoenoffer brengen voor deze eed. Er is in het leven van de profeet een uitmuntend voorbeeld dat jullie moeten volgen.’ (Naar aanleiding van 66:1 O Profeet! Waarom verklaar jij verboden wat God heeft toegestaan om je vrouwen tevreden te stellen?)
De tweede tekst wordt teruggevoerd op Aisja, de geliefde vrouw van de oude Mohammed. Zij vertelde: ‘Gods profeet dronk vaak honing in het huis van Zainab, de dochter van Djahsj, en bleef daar dan een tijdje. Hafsa en ik besloten daarom stiekem dat we aan hem zouden zeggen, als hij bij een van ons kwam: ‘Je ruikt alsof je kamfer hebt gegeten, want je stinkt naar kamfer.’ We deden dat allebei en hij zei: ‘Hoe kom je erbij. Ik heb honing gegeten in het huis van Zainab, dochter van Djahsj, maar ik zal het niet meer aannemen. Ik heb daarover een eed afgelegd, maar dat mag je aan niemand vertellen.’
De derde en langste tekst gaat over het volgende vers 66:2 (God heeft voor jullie bepaald hoe jullie je eden moeten ontbinden) en wordt teruggevoerd op Ibn Abbaas, die we hierboven al tegenkwamen. Deze vertelt dat hij in de periode sinds Mohammeds overlijden al lang rondliep met het idee dat hij Omar, vader van Hafsa en de tweede opvolger van Mohammed na Aboe Bakr (de vader van Aisja), eens moest vragen over de betekenis van dat vers 66:2. Maar het kwam er niet van, want Ibn Abbas vond het pijnlijk en hij respecteerde Omar zeer. Toen kwam de gelegenheid van de hadj-bedevaart, waar Ibn Abbas meeging met Omar. Op de terugtocht moest Omar zijn behoefte doen in de buurt van de Araak bomen. Volgens het verhaal van Ibn Abbaas: Ik wachtte tot hij klaar was ging toen op hem af. ‘O, leider der gelovigen, wie waren die twee vrouwen die samenspanden tegen de profeet?’ Omar zei: ‘Dat waren Hafsa en Aisja.’ Ik zei toen: ‘Bij God, ik wilde je dit al een jaar lang vragen, maar ik kon het niet doen omdat ik zo’n ontzag voor je heb.’ Omar zei daarop: ‘Je moet niet bang zijn om mij iets te vragen. Als je denkt dat ik ergens informatie over kan geven, vraag het me dan gerust. Bij God, in de voor-islamitische tijd van onwetendheid gaven wij geen aandacht aan vrouwen, totdat God ons aangaande haar openbaarde wat zijn voorschriften waren. Toen ik over een bepaald onderwerp eens aan het piekeren was, zei mijn vrouw: ‘Ik raad je aan zus-en-zo te doen.’ Ik zei tegen haar: ‘Wat heb jij hier nou in ’s hemelsnaam mee te maken? Waarom steek jij je neus in zaken en probeer je ze naar jouw hand te zetten?’ Zij antwoordde: ‘Hé, zoon van Chattaab, jij wil niet lastig gevallen worden, terwijl jouw dochter Hafsa zoals bekend is kibbelt met de profeet van God. Zo zelfs, dat hij eens een volle dag kwaad op haar bleef!’ Omar vertelde dat hij zich toen onmiddellijk netjes had aangekleed en naar Hafsa was gegaan en gezegd had: ‘Dochter, kibbel jij inderdaad met Gods profeet, zodat hij een hele dag kwaad blijft?’ Hafsa zei: ‘Bij God, we kibbelen wel eens met hem.’ Omar zei: ‘Weet dat ik je gewaarschuwd heb voor Gods bestraffing en de toorn van Gods gezant. Dochter, laat je niet verleiden door dat kind [Aisja] dat zo trots is op haar schone uiterlijk en omdat de profeet zo verlekkerd is op haar.’ Omar zei: ‘Toen ging ik naar het huis van Oem Salama, familie van mij, en ik sprak tot haar. Zij zei: ‘Zoon van Chattaab! Waarom moet jij je met zoveel zaken bemoeien! Je mengt je zelfs in affaires tussen Gods gezant en zijn vrouwen.’ Bij God, door die uitspraak was ik zo getroffen dat ik niet meer kwaad was. Ik zei goede dag en ging terug naar huis.
Rond die tijd was er een vriend uit de kringen van de helpers van Medina die wat nieuwtjes bracht over de profeet, als ik een tijdje was weggeweest. En als hij weg was, vertelde ik hem later wat er gebeurd was. In die tijd waren we bang voor een aanval van de stam van de Ghassaan. We hoorden dat zij van plan waren tegen ons op te trekken en ons aan te vallen. We waren dus behoorlijk angstig. Mijn vriend uit Medina klopte toen op mijn deur en zei: ‘Open doen!’. Ik zei: ‘Is de koning van Ghassaan gekomen?’ Hij zei: ‘Nee. Maar het is nog erger. Gods gezant heeft zich afgezonderd van zijn vrouwen.’ Ik zei daarop: ‘Laat Aisja en Hafsa in het stof kruipen!’ Ik kleedde mij, ging naar het huis van de profeet, maar die was in een bovenkamer, waar hij met een ladder in gekomen was, en een van zijn zwarte slaven zat beneden bij die ladder. Ik zei tegen hem: ‘Zeg tegen de profeet, dat Omar er is.’ De profeet liet me bij hem komen en ik vertelde hem het verhaal. Toen ik kwam bij het bezoek dat ik had gebracht aan Oem Salama, begon hij te glimlachen. Hij lag op een matje van gevlochten palmbladeren met niets tussen hem en de mat. Zijn hoofd lag op een leren kussen, gevuld met palmbladeren, terwijl bladeren van een boom opgestapeld waren vlakbij zijn voeten. Een paar leren zakken met water hingen aan de balken boven zijn hoofd. Ik kon het patroon van het gevlochten matje op zijn huid herkennen en begon te wenen. Hij vroeg waarom ik moest huilen. Ik zei: ‘Gezant Gods. Caesar en Chosroes, de vorsten van Byzantium en van de Perzen, leiden een luxueus leven, terwijl jij, Gods gezant, zo simpel leeft als hier.’ De profeet antwoordde toen: ‘Ben je er niet tevreden mee dat zij deze wereld mogen genieten en wij het hiernamaals?’

De drie overige teksten gaan alle drie terug op Ibn Abbaas en Omar en herhalen wat hierboven al gezegd werd, dat twee echtgenotes, Aisja en Hafsa jaloers waren. Was het om de aandacht die de profeet gaf aan Zainab, die aanzienlijk ouder was dan deze twee, maar wel zeer om haar schoonheid werd geroemd? Er zijn twee Zainabs. De eerste was Zainab bint Choezaimah, een gescheiden vrouw uit Mekka, lid van Mohammeds clan, Koeraisj. Zij huwde de profeet in April 626 op dertigjarige leeftijd, maar stierf enkele maanden later. De tweede, Zainab bint Djahsj waarover hier gesproken wordt, was een nicht van Mohammed, gehuwd met zijn neef Zaid. Zij scheidde daarvan en huwde de profeet in Mei 627 op 38-jarige leeftijd, dus aanzienlijk ouder dan Aisja (geb. in 614), de enige maagd, of vrouw zonder huwelijkservaring, met wie de profeet in 623 huwde, toen zij 9 jaar was. Aisjah was een dochter van Mohammeds getrouwe gezel Aboe Bakr, die hem na zijn dood in 632 als kalief zou opvolgen. Hafsah was de weduwe van een moslim die in de slag bij Badr (Maart 624) was gesneuveld. Zij was de dochter van een andere vroege en getrouwe gezel, Omar. Zij trouwde  in 625 met de toen 55-jarige Mohammed, op een leeftijd van 18 jaar. De huwelijken van de profeet waren dertien in totaal. Bij zijn dood in 632 waren er negen echtgenotes, met daarnaast nog enkele slavinnen met wie hij een seksuele relatie had, onder wie Maria, de Koptische slavin, geschenk van de vorst van Egypte in 628 en de enige die hem een zoon, Ibrahim schonk. We moeten deze huwelijken niet zozeer als een reservoir voor seksuele genoegens zien, maar eerder als politieke allianties, zowel binnen Mohammeds eigen stam, als meer en meer met de stammen van geheel Arabië.[2] Zij leverden evenwel ook nogal wat problemen op, waarover in deze soera en in soera 33:28-34 nader gesproken wordt, maar wel zonder specifieke namen of gebeurtenissen te vermelden.
            Er blijven hier nog heel wat problemen over, die echter te ver van het eigenlijke onderwerp van de Jezusverzen liggen en hier dus alleen maar aangeduid kunnen worden. Wat de Korantekst betreft is er in vers 3 de verwijzing naar een geheime mededeling. Het meest verspreide verhaal is, dat Mohammed aan zijn vrouw Hafsa, dochter van Omar, verteld zou hebben van een openbaring van Gabriël, inhoudende dat na zijn dood eerst Aboe Bakr en dan Omar kalief zouden worden. Hafsa zou dat weer aan Aisja hebben doorverteld, waarop Mohammed ontstemd was en een eed hebben afgelegd dat hij een maand lang geen omgang met zijn echtgenotes zou hebben. Hier zijn twee problemen bij. Allereerst vertellen vele verhalen dat de moslims zonder richting waren bij de dood van Mohammed en gediscussieerd hebben over de opvolging. Dan is er de eigenaardige wending in de derde hadiets van Boechari, die van een verhaal over een jaloezie-affaire overgaat op een aansporing tot ascese, waarbij Mohammed als een soort wereldvreemde en teruggetrokken kluizenaar wordt voorgesteld. Dat kan kloppen bij de vroegere Mohammed die in grotten van het Hira-gebergte zijn eerste openbaringen kreeg, maar ook bij de latere volksleider en politicus? Misschien wel! Probleem bij deze verzen is ook, dat de latere moslim-traditie de onzondigbaarheid en onfeilbaarheid van Mohammed ook heeft doorgetrokken naar zijn echtgenotes. In de film The Message uit 1974, gesponsord door islamitische geldschieters, komt Mohammed niet in beeld en evenmin zijn echtgenotes. De moslim-commentaren doen hier ook hun uiterste best om de vrouwen van de profeet van alle blaam te zuiveren. Tenslotte is er in vers 10 en 11 een verwijzing naar post-bijbelse verhalen over de vrouwen van Lot, Noach en Farao. Net als in het geval van Jezus’ moeder, waar de Koran in de lijn is van het apocriefe Jacobus-evangelie, ontmoeten we hier een harmonie met post-bijbelse ontwikkelingen in het Jodendom.



[1] Zonder nadere verklaring vertaalt Jacques Berque hier als ‘fille de Joachim’, in harmonie met de christelijke traditie vanaf het Protoevangelie van Jacobus, die de ouders van Maria Joachim en Anna noemt. In Soera 3 heeft Berque wel gewoon ‘dochter van Imraan’.
[2] Een helder overzicht in William Montgomery Watt, Muhammad at Medina, Karachi:Oxford University Press, 1956: 393-399. Zie ook Ghassan Ascha, ‘The Mothers of the Believers. Stereotypes of the Prophet Muhammad’s Wives’, in Ria Kloppenborg & Wouter Hanegraaf (eds.),  Female Stereotypes in Religious Traditions, Leiden: Brill, 1995, 89-108.

zondag 1 juli 2012

Portugal: een weekje binnenland

Na een week grote steden, gingen we op woensdag 20 juni eerst naar Vila Real en het daarbij gelegen  dorpje Mateus, waar een Palacio ligt dat het centrum van de rosé wijn is. Wij hadden nu wel genoeg barok, protserigheid e.d. gezien en hebben een paar flessen gekocht, koffie gedronken en zijn op suggestie van de cafe-baas een autotocht gaan maken door de Douro-vallei, de wijngaarden en de mooie uitzichten. We hadden een fantastische lunch in een goed restaurant genoten op een lokatie waar je ook in Koblenz of zoiets kon wanen.
Vandaar gingen we naar Mangualde in een hotel op een hoge heuvel waar ook al weer zo'n klimkerk is gebouwd, Sanctuario Senhora do Castelo. Omdat ik van de Bom Jesus geen beeld heb opgenomen, hieronder een van de trappen van Mangualde. Denk er niet te licht over: dat is een hele klim.


De kerk van Mangualde is traditioneel Portugees: grijs graniet en daartussen grote witte vlakken. Het is hier alleen echt druk rond 8 september, Maria Geboorte, maar er was een goede cafetaria en een nog beter restaurant waar we twee avonden goed hebben gegeten en Portugese cognac gedronken, CR&F. Begint met iets als Carvalho en dan weten ze het daar wel. We zagen er Portugal ook weer winnen bij het EK voetbal.
Donderdag 21 ook geen (of slechts enkele) kerken, maar een tocht en wandeling door de hooggelegen, koele bergen van de Serra Estrella. Je kijkt in blijvende verbazing naar grote hoeveelheid kleuren van de mossen op die rotsen. Namiddag bij het zwembad, lezen!
Onder meer gelezen hier van Gerrit Komrij, Achter de bergen: helemaal geschreven voor dit lege en traditionele deel van Portugal.
Ik las er ook Bilangan Fu van Ayu Utami in de mooie vertaling van Maya Liem. Meer daarover op de Engelstalige blog, zie http://relindonesia.blogspot.com.
Vrijdag 22 juni naar Castelo Branco, een allleraardigst wit bergstadje met kasteel-ruïne. De bisschoppen hebben in de 18e eeuw een prachtige tuin laten aanleggen, die nu weer in alle pracht (en met wat nieuws, onder andere een extra vijver en fontijn) wordt gerestaureerd. Ook hier weer opsommingen in de beelden: 4 seizoenen, 4 kerkvaders, 12 maanden, 3 theologische en 4 kardinale/filosofische deugdem e.d. Hun eigen portretten, ook die van alle koningen van Portugal. Die tevens koning van Spanje waren (1580-1640) zijn voor straf klein gehouden.



Zaterdag 23 juni reden we verder naar de zuiden, via het binnenland en zelfs dicht bij de Spaanse grens. Schitterend was het vestingstadje Marvao, op bijna 1000m. hoogte. Een sjiek hotel, VVV, museum, postkantoor en toch maar 85 permanente bewoners.
Estremoz is groter, erg warm daar, met een tegenvallende keramiekmarkt, weer een kolossaal Franciscanenklooster, nu militaire kazerne, witte huisjes, burcht.

We kwamen in de namiddag na veel zoeken bij ons hotel in Evora, ook zo'n prachtig stadje met witte huisjes, straatjes waar de auto zich (bijna) vastreed en we dan weer terug moesten. Lopen gaat dan wel heel goed. De Jezuïeten hebben hier rond 1590 al een grote universiteit gebouwd, waar mooie azulejos zijn. De boeken hebben het dan ook over een rijke oude humanistische stad. Het Deventer van Portugal, maar met eindeloos veel mooie kerken en herenhuizen. En heel apart: de 12 pilaren van een oude tempel voor Diana nog intact naast de imposante kathedraal.


Op de foto hierboven nog een klein beetje klooster en kathedraal. Maar die zetelkerk is zo mooi dat die meer verdient.


Zondag 24 juni zijn we via Lissabon naar Setubal gereden. In Lissabon hebben we de twee laatste 3sterren bezienswaardigheden gezien: het museum van oude kunst en het Gulbenkian.
Het museum van oude kunst, Arte Antiga, is het oude paleis van Pombal en als gebouw al fantastisch geschikt, om daar de geest van de schepper van het centrum van Lissabon te voelen. Bovendien heeft men daar het beste van de kloosters die in 1833 zijn gesloten, uitgestald: de bekoring van de Heilige Antonius door Jeroen Bosch, misschien wel zijn meest opzienbarende surrealistische werk. Er is de 'Nachtwacht van Portugal',  een verering van de Heilige Vincentius, een schilderij met allerlei royalty en geestelijkheid in zeer persoonlijke stijl. Verder veel classicistische bla-bla, lange tijd heel belangrijk in Portugal.
Het Gulbenkian is een groot kunstcentrum: tuin, theater, bibliotheek en museum van de privé collectie van een rijke oliehandelaar, Armeniër die in Parijs in een groot paleis woonde en in vier categorieën verzamelde: Oud-Egypte, Perzië en Midden-Oosten, Verre Oosten (vooral China) en Europa van late Middeleeuwen tot 1900. Alleen maar topstukken. Ze hadden in een Getty van Oxford terecht moeten komen, maar toen confisceerden de Engelsen zijn aandelen in Iraakse olie. Gulbenkian stierf rond 1955 en zijn zaakwaarnemer begon in 1960 met dit centrum in Lissabon. Er zijn fotos te over op internet.

Maandag 25 gingen we naar twee burchten uit de islamitische periode: Palmala en Sesimbra. Echt mooi, vooral Palmala, maar geen duidelijke islamitische restanten. Dinsdag 26 zijn we naar Troia gegaan, een landtong die vanuit Setubal goed te bereiken is en een prachtig strand heeft. Dat was nodig, want verder was het met 40 graden echt te heet.


Ten slotte: wat hebben we geleerd van Portugal en de Portugezen? koloniale glorie, maar dat is lang geleden. Salazar wordt nauwelijks meer genoemd. Er was ook niet zo'n conflict als in Spanje tussen Franco en de communisten. In het algemeen wat zouteloos? Wat flauw, zeker introvert, geen harde stakers of demonstranten. Beetje flegmatisch, nuchter, als Engelsen en Nederlanders? Wel heel veel moois gezien en een genoeglijke reis gehad.


Portugal, een weekje kustplaatsen. 4 Braga

Op dinsdag 19 juni gingen we eerst van Porto naar Guimaraes, waar een hertog, die deels weer Bourgondiër was, verder van het Spaanse Leon afkomstig, in 1150 na het verdrijven van de moslim heersers een eigen Portugees rijk begon. Het Delft van Portugal dus.  De vorst kreeg de zegen van de paus en bouwde er een stoere verdedigingsburcht, waarna er ook een kerk en een heus paleis verscheen, dat werd verlaten toen de strijd succes had richting zuiden en het zwaartepunt van het koninkrijk ook daarheen ging: Porto en later Lissabon. Het paleis was helemaal onderkomen en ingestort voor het in 1930 werd gereconstrueerd. Het stadje (natuurlijk vroeger propvol kloosters) heeft een aantal leuke straatjes met goede burgerwoningen. Allemaal in stevig graniet gebouwd, dus dat blijft nog wel even staan.

Op weg naar Braga hebben wij eerst helemaal de Bom Jesus beklommen, een bedevaartsheuvel van zo'n 120 meter hoog, waar alle trappenvarianten uit architectendromen zijn verwezenlijk met prieeltjes voor de 14 kruiswegstaties, de 4 filosofische en de 3 religieuze deugden, de vijf zintuigen: een leuke series opsommingen, met watervallen (nu eens water uit ogen, dan mond, oren, neus, handen: de zintuigen allemaal aan de beurt).
De stad zelf was helemaal opgewonden omdat het al in de ban was van het Janskindje-festival. 24 juni is immers Johannes de Doper en het jongetje met het lam was goed voor versierde straten, drumbands, straatmuzikanten, veel kraampjes, grote kermis. Niet alleen in Braga, later ook in Evora en elders.



In Braga bleven we maar één nacht. De rest van de reis gaat dus naar het volgende blog: een weekje binnenland.

Portugal: een weekje kustplaatsen; 3 Porto

Op zondag 17 juni gingen we eerst naar Coimbra, dat we vergeleken met Marburg en Heidelberg: universiteitsstadje. Rommelige binnenstad, maar dan ineens, op het plein van de universiteit kwam een hele stoet academici , voorafgegaan door een vijftal blazers, op weg naar een ceremonie in de aula. Ook al konden we daarom de gebouwen niet in, dit was meer dan voldoende compensatie. We hadden immers al genoeg pracht en praal gezien. Die bibliotheek van Coimbra lijkt veel op die van Melk in Oostenrijk. Maar die ceremonie! In Leiden hebben ze enkele jaren geleden een begin gemaakt met de Coimbra League, dat een Europese pendant moest worden van de Ivy League, de exclusieve club van prominente universiteiten in Amerika. Maar, pech, de processie van Academiegebouw naar de Pieterskerk viel rechtstreeks in het water: een echte zomerse plensbui verhinderde zelfs de fotografen er aandacht aan te besteden. Hoe anders bij dit middeleeuws theater in Coimbra. Protserigheid, oude traditie, maar veel moderne wetenschap straalde er nog niet van af. [Overigens: is las op Wikipedia dat de Coimbra group van 40 universiteiten al in 1985 is gestart; veel hoor je er niet van]. Naast de indrukwekkende gebouwen uit de 15e-17e eeuw staan er nog een hele serie Salazar-stijl gebouwen in Coimbra, dat toch gewoon een leuk stadje blijft.

Dit hieronder is dus een typische baret/hoed bij academische plechtigheden in Coimbra.

Bij aankomst in Porto gingen we meteen naar de Fondacao de Serralvez, een landgoed, prachtige tuin, een kunstcomplex, museum, theater, bibliotheek e.d. Het museum is een gebouw van de architect Alvaro Siza. Mijn mede-koorlid van de Janskerk, Gerard Maas, is er wild van en stuurde onderstaande foto met de opdracht daar te gaan kijken.



 Het is een gebouw met veel mooie hoeken, het gebouw is leuker en mooier dan de tentoonstelling die wij daar zagen, van modernistische frivoliteiten en veel over een soort Franse Eddy du Perron, schrijver-etnoloog die veel met Afrika had. Wat ons stoorde was dat het gebouw zo wit is dat je je stoort aan de kleine oneffenheden, vuiligheden e.d. Dat krijg je bij zo kwetsbaar materiaal! Zo'n grote kerk als Batalha die gemaakt is van natuursteen heeft dat probleem niet: alle oneffenheden doen daar natuurlijker aan.
Het museum was ook erg leeg: te vergelijken met die lege kloosters die we zagen, nu ingericht voor toeristen die er doorheen mogen lopen en zich een tijdje grootgrondbezitter of grotehuizenbewoner te voelen.

In Porto hebben we voor het eerst ook de automatische wegenbelasting betaald: helaas moet je 2 dagen wachten voor alles is verwerkt. Maar Tineke Netelenbos zal nog wel dromen van zo'n systeem met camera's boven de weg, die automatisch heel kleine bedragen van je vragen.

De tweede dag in Porto liepen we via de binnenstad naar de rivier de Douro. Heel veel winkels leeg, in sommige straten wel de helft. Veel bedelaars: hier zie je de huidige crisis het beste. Ook veel panden die leeg stonden om herbouwd te worden, maar nu kijk je naar lege ramen en vooral naar verval.
Fantastisch gezicht zijn natuurlijk de hoge en grote bruggen over het diepe dal. In de Sé-kathedraal vonden wij het museum in de kruisgangen met de vele zijkapellen het mooist. De kerk zelf is ook weer zo'n verdedigingsgebouw, maar op de bovenste verdieping van de kruisgang waren allerlei Azulejos die het hooglied uitbeelden: liefdestaferelen voor de gegoede elite van Porto, de bisschop incluis.
De beurs van Porto is een verhaal apart: begonnen in 1834 in een in beslag genomen Franciscanenklooster, dat daarna was afgebrand en onteigend. De handelaren in port-wijn, hebben er een overdadig rijk versierd gebouw van gemaakt, dat weer eens iets anders was dan al die min of meer religieuze kunst.
De rijkste kerk is de erbij behorende Franciscanerkerk, die nog steeds als kerk te zien is. Paule vond het na 10 minuten overdraaglijk er nog langer in te zijn: zo druk, zoveel goud, zoveel houten krullen.


Volgens onze reisgids was rond 1800 al door de bisschop bepaald dat deze serie familiekapellen, waarin de ene niet voor de andere wilde onderdoen toch te gek was en eredienst is sindsdien hier verboden.

We gingen vandaar per metro naar een buitenwijk, waar Rem Koolhaas een Casa da Musica heeft gebouwd. Dat lijkt wat stijl betreft deels op het Educatorium dat hij voor de universiteit Utrecht bouwde, maar in Porto is het toch nog een feestelijker gebouw geworden.