donderdag 24 april 2014

Sura 36 Ya Sin, 33-68



33-47 een psalm over Gods tekenen van goedheid in de schepping

33. Een teken voor hen is de dode aarde, die Wij tot leven wekken,
Wij laten er graan uitkomen, waarvan jullie eten.
34. Wij maken er tuinen in: dadelpalmen, wijnranken,
En Wij laten daarin bronnen ontstaan.
35. Zodat zij van hun vruchten kunnen eten
En van wat kun handen verder nog doen.
Zullen zij Mij dan niet dankbaar zijn?
36. Lof aan Hem die alles schiep in stelletjes,
Van wat er groeit op de aarde,
Bij hen zelf  en bij wat ze niet kennen.
37. Een teken is voor hen de nacht:
Wij sluiten dan de dag af en zij verkeren in het duister.
38. Een de zon loopt naar zijn rustpunt.
Dat is de regeling van de Machtige, de Wetende.
39. Een voor de maan hebben wij de fasen vastgesteld,
Totdat zij er uitziet als een oude droge dadeltak.
40. Het is de zon niet gegeven dat zij de maan inhaalt,
En de nacht komt nooit vóór de dag.
Alle drijven zij in een baan.
41. En een teken voor hen is dat Wij hun afstammelingen vervoerden op een schip, beladen.
42. En voor hen zelfs hebben wij ook zo’n voertuig gemaakt.
43. En als Wij wilden, konden wij hen hen laten verdrinken,
Geen geschreeuw dat hen dan helpen gaat.
44. Alleen onze welwillendheid,
Een voor tijdelijk blijdschap.
45. Als tot hen gezegd wordt: Vreest wat voor u ligt en wat achter u ligt;
Hopelijk zullen jullie barmhartigheid ervaren.
46. Maar niet komt er tot hen een vers van hun Heer,
Of zij beginnen zich om te draaien.
47. Als tot hen gezegd wordt: geeft van waarmee God jullie heeft overladen,
Dan zeggen de ongelovigen tegen de gelovigen: zouden wij dan voedsel moeten geven aan wie God zelf het best kan geven, als Hij wil?
Jullie zijn zeker op een weg die dwaalt.



 Ik heb al weer even geen Koran gedaan, maar nu in drie afleveringen de 'Doden-sura', Sura 36, Ya Sin, die gebeden wordt op donderdagavond om de overledenen te gedenken. Vandaar ook de afbeeldingen uit het Münster van Bern, dat dramatische voorportaal.
 
48-68 Beelden over de laatste dag
48. En zij zeggen: Wanneer komt die dreiging dan? Zeggen jullie wel hat ware?
49. Zij wachten maar op die ene grote schreeuw, die hen zal overvallen terwijl zij nog bezig zijn aan het debat.
50. Zij kunnen dan geen testament meer opmaken en niet terugkeren naar hun naasten.
51. Er wordt geblazen op de bazuin en zij rennen dan naar hun Heer vanuit de graven.
52. Zij zeggen: Wee ons! Wie heeft ons laten opstaan uit onze slaapplaats?
Dit is wat de Barmhartige ons had voorspeld: het gelijk is bij de gezanten.
53. Bij slechts één enkele kreet worden zij allen vóór Ons geplaatst.
54. Die dag, geen ziel krijgt debet of credit van iets buiten de eigen daad.
55. De paradijsmensen zijn die dag bezig met iets leuks, allemaal.
56. Met hun partners zitten ze in de schaduw op mooie banken.
57. Zij hebben fruit, al wat zij verlangen.
58. ‘Vrede’ is de groet van hun barmhartige Heer, ‘Salaam!’
59. en: ‘Weg hier nu, dienaars van het kwaad,
60. Was er dan geen verbond met jullie, Adamskinderen,
dat jullie de satan niet zouden eren, die helle vijand.
61. En dat jullie mij zouden eren, het rechte pad.
62. En er zijn er al zovelen van jullie verdwaald
Hebben jullie dan niet nagedacht?
63. Dan maar de hel als jullie salaris.
64. Brandt daarin nu omdat jullie hebben verzaakt.
65. Nu verzegelen Wij hun monden, maar hun handen spreken
en hun voeten getuigen wat zij hebben op hun balans.
66. Wij hadden hun ogen ook kunnen sluiten,
Dan hadden zij naar het rechte pad kunnen gaan,
Maar hoe dan te zien?
67. Wij hadden hen ook op hun plek kunnen omvormen op hun plaats.
Dan hadden zij niet voor of achteruit kunnen gaan.
68. Die wij langer laten leven, worden toch buigen wij:
Hebben jullie dan niet nagedacht?


Het gaat hier duidelijk om de inhoud van de boodschap van Mohammed: mensen moeten geven aan anderen, onder andere om de dreiging van het laatste oordeel te ontgaan. Er is een levendige beschrijving van het debat: tegenstanders zeggen: waarom wij juist? Is er dan een dreiging na de dood? Flarden discussie dus, waarbij de argumenten van tegenstanders levendiger en boeiender worden weergegeven dan de instemming, want daar is natuurlijk geen bijzondere aandacht voor.
54: ‘debet of credit’: er komen in de Koran best veel financiële termen voor. Of dat hier nu ook echt het geval is, kan ik niet waarmaken, maar voor de sfeer leek de deze vertaling wel verdedigbaar.
55: Paradijsmensen, ashāb al janna. In de Koran wordt voor het paradijs van Adam en Eva, het begin dus, consistent hetzelfde woord gebruikt als voor het ideale hemelvisioen van de eindtijd. Dat wordt ook zo gedaan door A. Hulsbosch in zijn boek De Schepping Gods, Schepping, Zonde en Verlossing in het Evolutionistische Wereldbeeld. (1964, toen Teilhard de Chardin nog in was).
59 Er staat wel in de islamitische leer dat de zondaars uiteindelijk vergeven zullen worden. Maar nu nog niet! Na de goeden en paradijsmensen dus meteen even de tegenkant stevig beschreven. De hel voor de kwaden.
60 helle vijand, ‘aduwun mubīn, waarbij de satan een ‘duidelijke’ vijand is. Maar helle kan hier zowel op dat duidelijke als op de helleplaats wijzen.
66-67 Hierover schrijft Rudi Paret, dat ze moeilijk te begrijpen zijn
68. Is een lastig vers. Ik las het eerst als een soort spreekwoord, dat je wel lang kunt leven maar dan toch kwalen krijgt en krom wordt. Maar kennelijk is het een gewoon verloop in de serie van beschrijving van het kwaad, want het slot is een herhaling van vers 62.

Geen opmerkingen: