donderdag 24 april 2014

Sura 36 Yasin, 1-32



Ya Sin

Het drama van boodschapper en ongelovigen, de Koran als duidelijke richtlijn.
De opening is als bij de andere ‘letter-openingen’, maar hier wel heel stevig uitgebouwd. De Koran, dat is de openbaring en hier wordt extra aandacht gegeven aan de persoon van de profeet. De echte dichotomie tussen goed of kwaad staat centraal en de slechten krijgen er extra van langs. Zei nog onlangs iemand tegen bij in Bern, waar ook zo’n dramatisch laatste oordeel op de kathedraal staat: die naar de hel moeten krijgen de meest levendige beschrijving. Wel, hier dus ook: ze zijn al helemaal ingepakt, voor, achter en opzij, ook van boven helemaal zonder vrije ruimte verder. – De goeden die krijgen vooral een routeplanner voorgeschoteld, en dat is dus de Koran.




Structuur. – Als bij veel van de wat langere soera’s (tot tegen de nummer 65 aan) lijkt het op een soort compilatie. 2-12 is een vaak voorkomende bevestiging van de openbaring. We kunnen er zeker van zijn dat God via Mohammed heeft geopenbaard: een zegen voor de goeden, vloek voor de slechten. – 13-32 is de enige narratieve passage: verhaal over drie die tot een stad gezonden zijn met één bekeerling als gevolg, die wel meteen het paradijs in maagn. – 33-47 heeft als leidmotief het woord aya of teken Gods: dat in 33,37,41,46 voorkomt. Neuwirth vindt dat vers 46 van zijn plaats is en achter 30 thuishoort. Maar juist in die nadruk op aya zou je zeggen dat het helemaal past. Ja, het gaat over die het aya afwijzen, maar daarin gaat 47 juist verder. - 48-68 geeft een uitwerking van de beelden van de laatste dag, veroordeling en paradijs. – 69-70 is een korte polemische passage, dat de profeet geen dichter genoemd mag worden. 72-83 herneemt deels de thematiek van 33-47 en heeft dan als literaire herheling het ‘zien zij dan niet..’, terwijl in 78 weer het woord aya komt.
In de ‘eindtijd-episode’ 46-68 ziet het Corpus Coranicum project meerdere parallellen met Jakob van Seruj en Efrem de Syriër. Overigens had ik ook af en toe de vrije vertaling van de Psalmen van Huub Oosterhuis in gedachten en betreurde het soms dat er wel een perspectief op de rechte weg en een paradijselijke toekomst wordt gegeven, maar de weg van zakat en bezorgdheid voor de armen en onderdrukten is minder aanwezig.

2. Bij de Koran, zo wijs.
3. Jij hoort op de profetenlijst.
4. Voor de juiste weg de richtlijn,
5. Neerdaling van de Machtige, Barmhartigheid.
6. Leid een volk, niet geleid door hun vaders, niet opgeleid.
7. De echte boodschap kwam al tot hen in meerderheid,
maar zij hebben geloof geweigerd.
8. Wij hebben om hun nek boeien gespreid
Tot hun kin: ze staan stijf!
9. En wij hebben vóór hen een muur gezet
En achter hen een muur
En hen bedekt: zij zien helemaal niets.
10. Om het even is het voor hen of jij de weg wijst
Of niet: zij zullen niet gaan belijden.
11. Jij kunt alleen maar wijzen voor hen die de aanwijzing volgen,
En de Barmhartige vrezen, heimelijk.
Verkondig deze vergeving en loon, heerlijk.
12. Wij brengen de doden tot leven,
Wij noteren hun verleden en latere tijd,
Alles opgeschreven in een handleiding, duidelijk.
13-32 Het verhaal van de eenling, bekeerling in een zondige stad

13. Vertel hen de parabel van de bewoners van de stad
Toen de afgezanten tot het kwamen.
14. Wij zonden er twee tot hen,
Maar zij noemden hen leugenaars.
Wij versterkten ze met een derde en zij zeiden:
‘Tot jullie zijn wij gestuurd’.
15. De bewoners zeiden: ‘Jullie zijn mensen als wij.
De Barmhartige heeft niets bijzonders laten afdalen,
Jullie braken dus loze lucht.’
16. Zij dan: ‘Onze Heer weet dat wij echt zijn gestuurd!’
17. ‘Onze opdracht beperkt zich tot dit heldere bericht.’
18. De stadbewoners: ‘Wij voorspellen jullie dat wij jullie gaan stenigen als jullie niet ophouden en een pijnlijke straf zal jullie treffen.’
19. De gezanten: ‘Jullie lot ligt in je eigen handen. Komen jullie tot bezinning of blijven jullie in opstand?’

20. Toen kwam er een man van de rand van de stad aanhollen en zei: ‘Mensen, volg deze gezanten!
21. Volg die mensen die geen beloning vragen en op de juiste richting zitten.
22. Het komt niet in mij op dat ik een ander eer dan Die mij heeft geschapen en tot Deze keren wij terug.
23. Of zou ik buiten Deze nog goden nemen? Als de Barmhartige mij wil treffen kan niets voor mij bemiddelen of bevrijden.
24. Dan zou ik echt de weg kwijt zijn.
25. Mijn bescherming zoek ik bij jullie Heer. Luister dus naar mij!’

26.Er klonk: ‘Ga het paradijs binnen’.
Hij zei: ‘Mocht mijn volk tot besef komen,
27. Dat mijn Heer mij vergeven heeft en geplaatst bij de zaligen.’

28. Na zijn heengaan zonden wij geen hemels leger. Wij zonden helemaal niets.
29. Er was een enkel kort gekerm, en zij lagen al geveld.
30. Tegenslag voor de trouwe dienaren:
Als er een afgezant komt wordt er altijd de spot mee gedreven.
31. Hebben zij dan nog niet gezien hoeveel generaties wij verwoest hebben,
Opdat zij niet tot hen zouden terugvallen.
32. Uiteindelijk zullen zij allen tezamen voor ons verschijnen.

13-32. Over het bijbelse voorbeeld van dit verhaal wordt verschillend gedacht. Gaat het hier over Paulus en Barnabas in Lystra, Hand. 14:6-20? Ook wordt er wel verwezen naar Agabus, vermeld in Handelingen 11:28 die in Antiochië gepreekt zou hebbem, een hongersnood voorspeld en alvast noodhulp georeganiseerd. Uiteindelijk is hij volgens de legende martelaar geworden in Antiochië en daar vereerd. (Blachère)  Sayyid Qutb die als principe heeft dat je geen buiten-Koran gegevens moet zoeken, wijst er toch op dat je de twee gezanten zou kunnen vergelijken met Mozes en Aäron die tot Farao gestuurd worden, waarop er dan nog een derde kwam. Het lijkt me dat de vraag hier niet alleen is wie bedoeld kan zijn met de zendelingen, maar met de bekeerde: ik moest meteen denken aan de goede moordenaar ‘heden zul je met mij in het paradijs zijn’. Overigens is er ook in het huis van de Farao een ‘bekeerde’ (zijn vrouw Asiyah, zie 66:11: God heeft voor hen die gelovig zijn de vrouw van Farao als een voorbeeld gegeven toen zij zei: Mijn Heer, bouw voor mij bij U een huis in de tuin en red mij van Farao en wat hij doet.. Zij is een type zoals ook de vrouw van Pilatus, tegen het onrecht van haar maan, maar niet in staat om hem om te buigen). Men zou natuurlijk ook kunnen denken aan  het uitzenden, twee aan twee van de leerlingen van Jezus in Handelingen 10. Zelfs ook aan de drie engelen bij Abraham, die uiteindelijk naar Lot gaan, die wordt gered. Maar dat hoeft natuurlijk allemaal niet. Het is gewoon een verhaal van drie goddelijke gezanten die tot een zondige stad komen, waarin een figuur is die zich bekeerd, minderheid. In de Mekka-tijd waren de moslims een minderheid. Of misschien mensen die door Mohammed zijn uitgezonden in de latere Medina-tijd (zo denken sommige Moslim-commentators) of bijvoorbeeld naar Ta’if in de late Mekka-tijd en die hadden ook vaak niet zoveel succes. Maar de thematiek past wel mooi in de latere receptie die spreekt over het lot van onverleden en wat we over dood moeten denken.

13. Daraba mathalan, is de standaard uitdrukking voor het vertellen van een parabel. Letterlijk betekent het ´sla een voorbeeld´ en dan kun je denken aan een penning met afbeelding,maar het gaat toch gewoon over vertellen.Zie Jezusverzen, 142/3.
15. ‘Niets bijzonders’: wellicht hadden zij een engel, of een stevige donderslag of iets spectaculairs verwacht. In de debatten elders komt zoiets wel naar voren.///
18-19 Stadbewoners/gezanten: zoals gewoonlijk gaat de Arabisch Korantekst niet verder dan zij.. zij.. en de hoorder of lezer moet maar goed in de gaten houden over wie het gaat. De vertaling helpt hier dus wat extra bij.
20  ‘rand van de stad’ hier staat aqsa al-madina, hetzelfde woord dat voor de moskee van Jeruzalem wordt gebruikt, de Al-Aqsa of ‘de verste’ moskee.
22. Op overlijdensberichten staat bijna altijd een variatie op deze tekst: Wij horen bij God en tot hem keren wij terug. Innā lillāhi wa ilaihi rāji’ūn.Zou dit vers de aanleiding zijn geworden voor het gebruik om de hele soera te reciteren als een goed werk ten voordele van de overledenen? Of moeten we wachten op vers 26-27, waar deze lokale medestander meteen al het paradijs in mag, zoals de goede zondaar door Jezus vanaf het kruis al het paradijs werd beloofd?
5-11-15-23: Op veel plaatsen wordt hier de Godsnaam Rahmān of Barmhartige gebruikt. Dat wijst op een vroege oorsprong, want later wat veel vaker de naam Allah gebruikt.
25. ‘Mijn bescherming zoek ik bij jullie Heer’, waar ‘jullie’ wel naar de gezanten verwijst. Deze toespraak van een sympathisant van binnen de stad is dus deels op zijn stadgenoten, deels op de drie predikers gericht.

Geen opmerkingen: